De eerste meisjes en leraressen aan de Rijks-HBS 'Willem ll'

  • Datering van de gebeurtenis: circa 1900

De eerste vrouwelijke leerlingen en leraressen op de Rijks-HBS ‘Willem ll'

Aletta Jacobs werd in 1870 als eerste vrouw in Nederland toegelaten tot het van overheidswege gefinancieerde middelbaar onderwijs. Ze bezocht de HBS in Sappemeer. Maria Elisabeth Bes viel die eer in Tilburg te beurt in 1894.[1] Jongens konden vanaf 1866 aan de RHBS Willem II les volgen. Vrouwen werden met succes geweerd, maar toen leraar wiskunde Klaas Bes zijn dochter in 1894 liet inschrijven -en daarvoor was tot 1906 nog toestemming van de minister nodig- kon de school niet weigeren. Men vreesde opschudding in de stad, omdat coëducatie in katholieke kringen als zeer ongewenst werd beschouwd.[2] Een aanwijziging van verzet of verontwaardiging echter ontbreekt, opmerkelijk aangezien bepaalde gremia in deze trouw paapse omgeving elke ‘misstap' van de openbare school aangrepen om kritiek te ventileren. Edouard de Nève geeft in zijn Tilburgse roman Bij ons op den Heuvel (1948) de kijk van de Tilburger op de school zo rond de eeuwwisseling weer. Als de hoofdpersoon Hubert Lagache, alter ego van de schrijver, naar de HBS gaat, heeft zijn moeder niet alleen bezwaar tegen de afwezigheid van godsdienstonderricht, maar ook angst voor de omgeving waarin haar zoon terecht zal komen: er waren protestanten, er waren ook joden, maar ‘dat er ook meisjes waren was wel het ergste van alles'.

Maria Elisabeth Bes doorliep alle klassen voorbeeldig en deed in 1899 eindexamen. Ze was een vroege aanhangster van de leuze ‘kies exact', want na een jaar wiskundestudie ging ze in Delft technologie studeren en in 1908 blijkt ze scheikundig ingenieur te zijn. De twee volgende meisjes werden in 1895 toegelaten: Adriana J.M. van Geytenbeek en Pauline van Schagen van Soelen, de eerste deed in 1900 eindexamen, de tweede in 1901. Beiden volgden daarna een opleiding bij de posterijen. In de eerste jaren waren de meisjes natuurlijk een bezienswaardigheid. F. Van Best, die in 1898 eindexamen deed, schrijft in 1958 naar school en herinnert zich de genoemde dames: ‘Vrouwelijke leerlingen waren toen nog zeldzaam en werden door ons met onderscheiding behandeld, terwijl haar aanwezigheid ook wel wat verheffend werkte op de mannelijke jeugd'. Na dit aarzelende begin komt de stroom meisjesleerlingen langzaam op gang, en zeker na de jaren twintig blijven ze een belangrijk percentage van de schoolbevolking vormen. De oprichting van de MMS (Middelbare Meisjes School) aan de school in 1949 is een belangrijke impuls.

Ook vrouwelijke docenten doen laat hun intrede. Toen de leraar Engels J. Coster in 1904 ziek werd en enkele maanden naar een sanatorium moest, werd hij vervangen door mej. B. Broers. Directeur Dijksterhuis zal er niet zo'n goede ervaringen mee hebben opgedaan, want het duurt tot 1915 voordat we weer van een dame horen. Mej. Dr. J. Drost nam toen zijn geschiedenislessen waar. En in 1916 vraagt de inspecteur of hij bij een vacature bezwaar heeft tegen een dame. ‘Vroeger met mej. Broers was dat wel het geval, en daarom vraag ik het maar even'. De eerste reguliere lerares werd mej. drs. P.C. Koopman, die in 1924 biologie kwam geven. Ze verwierf de bijnaam ‘Pietje', was geliefd en haar vertrek in 1925 wegens haar huwelijk werd betreurd. Annie van der Meijden (Duits, 1929-1962) was de eerste constante factor en tot de komst van de MMS de enige vrouw.

Hoewel de MMS als schooltype al bestond vanaf het einde van de negentiende eeuw, ontbeerde ze, behoudens de eerste jaren, een structurele vorm van overheidssubsidie. Pas in 1948 werd ze op gelijke wijze als de overige scholen voor voortgezet onderwijs in de wet opgenomen. Programma, toelating en bevoegdheden van docenten werden grotendeels vastgelegd. Het aantal breidde uit en zo werd ze in 1949 ook verbonden aan de RHBS Willem II. Het was een uitkomst voor de dochters uit het niet-katholieke bevolkingsdeel van Tilburg dat voor zijn middelbaar onderwijs tevoren alléén op de RHBS aangewezen was. Het was in die dagen een onbetwistbaar feit dat én vanwege het programma -nadruk op de natuurwetenschappen- én vanwege de toekomstplannen van de meeste meisjes de HBS in het algemeen niet het geschikte schooltype bleek. Het aantal leraressen steeg het eerste jaar van één naar vijf. De stijging van het aantal vrouwelijke leerlingen bracht een aantal specifieke problemen met zich mee. Het aantal boeken in de bibliotheek moest uitgebreid met voor meisjes geschikte literatuur d.w.z. prettig leesbaar, aantrekkelijk en stimulerend tot lezen: Nettie Wijchels Het dolle freuletje en Verdere avonturen van het freuletje verschenen op de lijst. De uitbouw van de afdeling noodzaakte tot het aanvragen van kredieten voor de aanschaf van een naaimachine, strijkplank en strijkijzer en andere zaken ten behoeve van de handwerkles. Een docent voor kinderpsychologie en opvoedingsleer werd aangesteld. De ‘meisjesplaats' was betrekkelijk klein zodat, bij gebrek aan zitgelegenheden, men spontaan op de grond plaatsnam. Uit gezondheids- en ethische overwegingen werden snel vijf vaste banken aangeschaft. De algemene culturele vorming aan de school vaarde wel bij de komst van de nieuwe afdeling. Muziekonderwijs en museumbezoek werden geïntensiveerd. Door de invoering van de Mammoetwet in 1968 werden de schooltypes HBS en MMS vervangen door MAVO, HAVO en Atheneum. Het Gymnasium bleef. Door MMS en Mammoetwet steeg het aantal vrouwelijke leerlingen tot ongeveer vijftig procent van de schoolpopulatie.3

J. de Veer


[1] De in 1879 door dominee Bodel Bienfait aangemelde en toegelaten dochter Fanny was niet verschenen

2 De in 1899 gestichte ‘voorloper' van het Odulphuslyceum was een jongensschool, in 1926 werd een HBS voor meisjes, het Theresialyceum, opgericht.

3 Grotendeels uit: H. Franssen, J. de Veer, J. Wolfs, Jaren van voorzichtig beleid. De huidige Rijksscholengemeenschap Koning Willem II 125 jaar in Tilburg. Tilburg, 1990, p. 46-47 en 156-166.