Katholieke Hogeschool Tilburg en de race om de medische faculteit

  • Datering van de gebeurtenis: 1960 - 1969

De Katholieke Hogeschool Tilburg en haar medische faculteit

De UvT is in Tilburg een begrip, ze neemt ook een belangrijke plaats in binnen de stad. Maar voor het daadwerkelijk Universiteit van Tilburg is gaan heten ging ze door het leven als Katholieke Hogeschool Tilburg. De naamsverandering heeft een lange tijd in beslag genomen en het verkrijgen van een nieuwe medische faculteit speelde daarbij een grote rol.

Al in 1919 gingen er voor het eerst stemmen op om in Tilburg een universiteit te vestigen, dit zou in combinatie met een aanwezig modern gasthuis een goede mogelijkheid zijn. Het mocht echter niet zo zijn, de universiteit ging in 1923 naar Nijmegen. Het moderne gasthuis kwam er wel en dat is er nog steeds, het Sint Elisabeth Ziekenhuis.

In 1927 opende de Roomsch Katholieke Handelshoogeschool haar deuren en was er dan toch een instelling voor het Hoger Onderwijs gevestigd in Tilburg. Vanaf begin jaren ’60 begon men in Tilburg de meerwaarde te zien om als volwaardige universiteit door het leven te gaan. Hiervoor hadden ze dan wel meer dan één volwaardige faculteit voor nodig. Tot die tijd had men een economische faculteit met daarbinnen de mogelijkheid om op enkele sociale wetenschappen af te studeren. Een medische faculteit kon daar in een keer verandering in brengen. Het was de beleidsvoerders in Tilburg er dan ook erg aan gelegen om die medische faculteit naar Tilburg te krijgen, mede omdat het verkrijgen van een medische faculteit direct de titel van universiteit met zich meebracht.

In 1963 kwam naar buiten dat Nederland al weer toe was aan een achtste medische faculteit. Toevallig was er nog geen gelegen in Zuid – Nederland. Met de aanwezigheid van het Sint Elisabeth - Ziekenhuis en het in aanbouw zijnde Maria – ziekenhuis, kon Tilburg zich aanprijzen als een modern medisch centrum. Ook had de Hogeschool sinds twee jaar een opleiding in huis die de warme band met de gezondheidszorg onderstreepte, namelijk een cursus Ziekenhuisbeleid. Hiermee waren er dus al belangrijke contacten gelegd. In 1964 ging het vuur pas echt branden en gaf de Hogeschool opdracht aan dr. J.B. van Stolte om een rapport te schrijven waarom Tilburg de ideale plaats was voor deze medische faculteit. Een uitkomst van het rapport was dat niet-katholieke artsen niet makkelijk in het katholieke zuiden gingen werken. Een medische faculteit in het zuiden was dus noodzaak en Tilburg was hiervoor de beste optie, mede door haar katholieke inslag en de aanwezigheid van meerdere faculteiten. Als competitie werden Maastricht en Eindhoven genoemd, maar in Maastricht was nog geen andere faculteit gevestigd en de combinatie met een technische faculteit in Eindhoven leek ook geen optie. Dit gaf Tilburg het groene licht om er vol voor te gaan.

In de zomer van 1965 is de Hogeschool op bezoek gegaan bij de minister van Onderwijs. Hier hebben zij hun voorkeur voor de uitbreiding van de Katholieke Hogeschool met een medische faculteit en een faculteit der letteren voorzichtig kenbaar gemaakt. De minister oogde toen welwillend, maar gaf wel aan dat hij een duidelijke beslissing wilde of de Hogeschool in de toekomst een confessionele of neutrale instelling zou worden. Dit gaf de reden om in Tilburg zeer sterk na te gaan denken over hun katholieke signatuur. Deze discussie heeft zo een aantal jaren doorgesudderd, tot ze uiteindelijk in 1969 uitsluitsel kregen over de vestigingsplaats van de achtste medische faculteit. Die ging Tilburg aan haar neus voorbij, hij werd namelijk gevestigd in Maastricht. Wat Tilburg fout heeft gedaan is moeilijk te zeggen, ze hebben alle positieve punten goed aangeprijsd bij de toenmalige minister en hadden met de medische omgeving een goede troef in handen. Misschien hebben ze te lang gewacht met het kiezen van een definitieve richting; confessioneel of neutraal. Maar de reden die het meest gegeven wordt, is het gebrek aan politieke daadkracht. De minister heeft indertijd namelijk veel minder naar de plaats gekeken met de beste argumenten om de faculteit aan toe te wijzen. De minister heeft zich laten leiden door spreiding en wellicht heeft hij de economie willen stimuleren in Zuid-Limburg na de sluiting van de mijnen daar.

Feit blijft dat de Katholieke Hogeschool Tilburg in 1969 net misgreep en nog tot 1986 heeft gewacht én moeten wachten tot het zichzelf universiteit mocht noemen. Maar ook dat Tilburg nu een prestigieuze universiteit rijk is die hoog staat aangeschreven in de gebieden waar ze actief is.