'Thuiswerk en fabriekswerk'

  • Datering van de gebeurtenis: november 2005

Michaël: mevrouw van Breda, hoe was uw werk in de textiel?
Mw van Breda: ik heb naar de stopschool gemoeten, om stopster te worden. Ik heb wel mijn diploma gehaald, en in de oorlogstijd heb ik met mijn zusje veel kleren zitten stoppen, want nieuwe kleren kopen dat kwam niet voor. Maar toen werd de vrouw van mijn oudste broer ziek en die had een baby’tje van negen maanden en ik toen moest met het gezin inwerken. Later heb ik met mijn zus nog een paar jaar stukken zitten stoppen, maar dat was ook niet zo’n succes want wij hadden daar toch niet zo’n feeling voor. Ge moest eigenlijk op het fabriek werken om dat te kunnen doen.
Soutsing: waar werkte u dan?
Mw van Breda: ik heb thuis gewerkt, maar voor het fabriek. De stukken brachten ze op maandag thuis en die werden op vrijdag weer opgehaald. Dat ging nog met paard en wagen, van de fabriek van den Enneking.
Selwa: word je niet erg moe van het werken op de fabriek en was het niet veel lawaai?
Dhr Mels: dat ligt er aan welk werk dat je deed. Ik kan me voorstellen dat het in de weverij veel lawaai was, want die dingen klapten heel de dag op en neer. Ik werkte op de spinnerij en daar was de herrie wat minder, en hard werken... Ja, wat is hard werken? In de tegenwoordige tijd zeg ik: wèrken die mensen nog wel?! Want toen was het toch wel kei-hard werken, in zo’n ploegenstelsel. Normaal was het 48 uur in de week, in de ploegendienst 45 uren en in de nacht was het nog iets minder, ik geloof 42 uur in de week. Moes-te hard werken, vraag-de gij dan? Vur dieje tèèd dochte wij daor nog nie aon, aan hard werken. Ik heb er gewerkt van mijn veertien jaar af. Mijn vader zei: meneer Jan, mènne zoon wordt volgende week veertien, hè-de geen werk voor hem? Maar zelf had je nog geen keuze, hè? Naderhand ben ik naar de textielschool geweest, maar dan vanuit mezelf. Ik heb er altijd graag gewerkt, maar toen het vort begon te lebberen, dat er fabrieken uit gingen vallen enzovoorts, toen ben ik de textiel uitgegaan.
Melvin: dus een thuiswever had een groot weefmachine in huis?
Dhr Mels: in de huiskamer, ja. Frans van Gelooven was de laatste thuiswever van Tilburg.
Kübra: net als Peerke Donders?
Dhr van Beers: nee, zijn vader was wel een thuiswever, maar Peerke is naar het semenarie gegaan, want hij wou priester worden. En als priester is-tie naar Suriname uitgezonden en daar heeft hij veel voor de melaatsen gewerkt. Maar zijn vader heeft destijds van veel thuiswevers een centje gekregen om zijn zoon naar het semenarie te laten gaan. Na zijn dood is Peerke Donders zalig verklaard en nou willen ze hem zelfs heilig verklaren, maar ja, dan moet er eerst een wonder gebeuren. In een speciaal kapelletje is er iedere eerste dinsdag van de maand nog steeds een mis, speciaal voor Peerke Donders.
Dhr Mels: ge kunt ‘s een kijkje nemen in Noord, daar staat zijn huisje met in de huiskamer een groot ááwerwets ketaaw, in de buurt van De Schalm.
Melvin: was hier ook een fabriek?
Mw van Breda: daar aan de overkant, wat nou het De Pont museum is, dat was de fabriek van Thomas de Beer. Mijn broer heeft daar jaren gewerkt. Der is eigenlijk niet eens veel aan veranderd.
Dhr van Beers: het laatste wat er nog in werking was, dat was de spinnerij. En waar het politieburo was, daar was een textielfabriek...
Dhr Mels: en hier (waar nu Den Herdgang staat) trouwens ook en richting Wilhelminapark stond Pessers van Zuylen, want daar heb ík nog gewerkt.
Selwa: (terwijl ze de foto-omslag van het boek ‘Ge Waart Maar Een Arbeider’ bekijkt) ik zie hier drie mannen die wol aan het sorteren zijn, of wat doen die eigenlijk, mevrouw?
Mw vd Put: wà zeg-de? Och God toch, ik hoor het niet meer en ik zie het ók al nie mir! Zijn ze die wol aan het wassen?
Dhr Mels: nee, die zijn in het Duvelhok. Verschillende soorten wol worden daar bewerkt met smout-olie en verders door mekaar gehutseld. En hier maken ze der net een baal van om het naar de spinnerij te kunnen vervoeren.
Michaël: (zo hard mogelijk) mevrouw van de Put, wat was uw werk?
Mw vd Put: wà zeg-de?
Dhr Mels: wà deej-de gij daor, in het fabriek?
Mw vd Put: de weverij!
Dhr Mels: dat is toch uitzonderlijk, want het waren eigenlijk allemaal mannen, in de weverij.

In opdracht van het Stadmuseum, voor het ‘Geheugen van Tilburg’, heeft de Werkgroep Saanderdaags kinderen gevraagd oud-textielarbeiders te bevragen over hun arbeidsverleden. De deelnemende kinderen komen uit groep 8 van de basisschool te Hasselt. De oud-textielarbeiders zijn woonachtig in verzorgingshuis ‘Den Herdgang’ of betrokken bij het Textielmuseum.