Eerder schreef ik al eens op het Geheugen van Tilburg een verhaal over Hein Knegtel, die een bakkerij bezat aan de zuid-zijde van de Heuvel. Zie desgewenst aldaar.
Peter Knegtel, een van de nazaten van de ‘Knegtels’, zond me vandaag een aardige anekdote met betrekking tot deze Hein. Het gaat als volgt.
Hein Knegtel (de vader van Joseph Knegtel, die meer dan 70 jaar chorist ( d.w.z. koorzanger) was bij de parochies ‘t Heike en de Heuvel, en wonder boven wonder daarvoor niet werd gedecoreerd) exploiteerde dus een bakkerij.
Hij woonde (dus) op den Heuvel en had verschrikkelijk het land, als op marktdagen de boerinnen in zijn poort (die wat terug stond) hunne behoeften kwamen doen. Om ze het af te leren stond hij dan vaak met een schop en een paar eieren gereed.
Wanneer de boerin gevolg gaf aan de behoefte, schoof Hein voorzichtig een schop onder de poort en ving het ‘gebak’ op, haalde het voorzichtig onder de poort terug en legde op dezelfde plaats twee gekookte eieren.
De grap werd uiteraard geregeld doorverteld en bakker Knegtel had geen last meer van de boerinnen.
Regelmatig kwam een boer bij hem de poepdoos legen. Toen de boer het deksel er eens af genomen had, vroeg Knegtel: hebt ge hem al geproefd?
Wat, zegt de boer, proeven ze die dan?
Jèzeker, zei Knegtel, wiste dè dan nog nie? En meteen daarna steekt Hein het topje van zijn middelste vinger in de troep en likt daarop wijselijk zijn wijsvinger af.
Smakt even met zijn tong tegen 't gehemelte en zegt daarna tegen d’n boer: hij is goed, vriend!
De boer volgt zijn voorbeeld, likt zijn natte vinger en zegt tegen Hein: ik proef het niet of hij goed of slecht is.
Dat moet je ook nog leren, zei Knegtel. Ik kon het de eerste keer ook nog niet.
Mede namens Peter Knegtel,
Louis Sparidans