Trouwboekje (5 en slot)

  • Datering van de gebeurtenis: Rond 1948

Eerder verhaalde ik in deze reeks al over de katholieke huwelijksplicht in de vorige eeuw om kinderen te verwekken en over wat in dit kader vooral niet mocht. De vrouw behoorde daartoe onderdanig te zijn aan de man. Vervolgens bracht ik de verplichting tot dopen ter sprake en wel zo snel mogelijk na de bevalling.

De bijlage die door de Tilburgse parochies aan het trouwboekje anno 1948 werd toegevoegd onder de titel 'Korte onderrichtingen en nuttige wenken voor gehuwden' gaat evenwel nog verder. De doop in optima forma! Hierbij wordt gerefereerd aan gevallen van mogelijke miskramen tijdens de zwangerschap resp. hoe dan in dit opzicht moet worden gehandeld.

Zeer gedetailleerd wordt vervolgens beschreven hoe de doop in zo'n geval in zijn werk moet gaan. Letterlijk citeer ik hieruit:

Als tijdens een zwangerschap bloeding uit de geslachtsorganen optreedt, is dit vrijwel steeds een teken van een dreigende miskraam. Onmiddellijke en algehele bedrust is dan noodzakelijk, zowel ter wille van het behoud van het leven der vrucht, als in het belang van de gezondheid der moeder. Bovendien moet den huisarts van het abnormale verloop kennis worden gegeven.

Het is van het allergrootste belang eventuele bloedstolsels te bewaren en den huisarts te tonen. In afwachting van diens bezoek is het plicht na te gaan, of niet één van de bloedstolsels in werkelijkheid een vleesachtig voorkomen heeft. Dat is daarom van belang, omdat aan dit vleesachtig voorwerp een streng vastzit, aan wier einde zich de vrucht bevindt.

Veelal echter wordt de vrucht alleen uitgestoten, dus gescheiden van het vleesachtig voorwerp. Als de vrucht gevonden wordt, moet deze onmiddellijk gedoopt worden, daar deze vrucht buiten het lichaam slechts een zeer kort leven heeft en dus in stervensgevaar verkeert.

Een enkele keer ziet men alleen een vliezig blaasje van ongeveer 2 à 3 cm. middellijn, en in dit blaasje bevindt zich dan de vrucht, die op de volgende wijze gedoopt wordt.

Men dompelt het blaasje zo spoedig mogelijk in een kom met water (liefst lauw water, als men dit onmiddellijk bij de hand heeft), men maakt onder water het blaasje open en zegt onmiddellijk daarna: "Indien gij gedoopt kunt worden, dan doop ik U in de naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest."

Terwijl men de doopwoorden voleindigt, heft men de vrucht weer uit het water.

Het is nauwelijks te geloven dat men amper zestig jaar geleden zover ging met zelfs het voorschrijven van dopen van foetussen. Zelfs een foetus van 2 à 3 cm, pakweg een miskraam van anderhalve maand .....

Louis Sparidans, Grave



Media