Eenbewoner vanbuurtschap de Brand

  • Datering van het verhaal: 26-11-2010

"In 1996 kwam ik met mijn vrouw en twee zoontjes vanuit Berkel-Enschot naar Den Brand in een woonhuis dat door mijn vader in 1979 gebouwd was. Mijn broer Hans kwam later naast mij wonen nadat een oud boerderijtje vervangen was door nieuwbouw. Toeval is dat de band van mijn familie met dit gebied behoorlijk ver in de tijd teruggaat."

"Mijn grootvader Willem van der Loo (1898-1973) was hoefsmid van beroep en woonde aan de Groenstraat waar hij zijn smederij had. Na zijn huwelijk met Sjo Weijtmans (1900-1976) kocht hij verschillende percelen grond in dit gebied. Zijn eerste stukje schaarbos met de naam ‘La Grijte' kocht

hij op een openbare verkoping in 1928 en hij gebruikte het afgekapte musterdhout voor het verhitten van ijzeren repen die om de houten karrenwielen gelegd werden. Later kocht hij meerdere percelen waarop hij populieren (canadassen) liet planten. Hij was in die zin een echte Udenhouter want Udenhouters hadden in die tijd allemaal een zwak voor hout en de meeste boeren plantten bomen. Hij liet een aantal percelen ontginnen en daarvoor werden er brede afwateringssloten gegraven. De overtollige grond werd met kipkarretjes op smalspoor afgevoerd. Hij heeft zelfs nog met het plan rondgelopen om grote stukken land aan te kopen, de grond was immers erg goedkoop, en het vervolgens droog te pompen en te ontginnen. De ontstane landbouwgronden zouden dan beboerd worden door zijn jongere broer Janus. In de jaren zestig werd nagenoeg alle grond verkocht aan Staatsbosbeheer, op het eerste aangekochte bos na. Ik kocht dit bos in 1989 van de familie.

Mijn grootvader jaagde in het gebied en heeft nog met koster en organist Willem Blankers op wilde zwijnen gejaagd. Deze zwijnen verschenen na de oorlog in het gebied en waren waarschijnlijk afkomstig uit de Ardennen. In de oorlogsjaren werd er nauwelijks gejaagd en de populatie zwijnen was daar zo sterk uitgebreid dat ze uitzwierven op zoek naar eten. Ze vonden in Udenhout een nieuw territorium. Dit zeer tegen de zin van de boeren want de zwijnen vernielden veel landbouwgewassen dus er moest op gejaagd worden. Mijn opa en Willem Blankers schoten in 1950 een enorm zwijn waarmee ze de krant haalden en heel Udenhout kwam naar de Groenstraat om een stukje vlees te proeven.

Landelijke bekendheid kregen ze door het nest jonge zwijnen dat door hen tussen het riet gevonden werd, in het al eerder genoemde moerasgebied ‘La Grijte'. De zwijntjes werden door de dochters van mijn opa, mijn tantes dus, grootgebracht. Een aantal biggen ging dood en de rest werd later in de Veluwe uitgezet.

Op 31 augustus 1962 kocht mijn vader een klein boerenbedrijfje met ruim zes hectaren grond van het landbouwersechtpaar Hannes en Trien van Balkom-Van de Plas aan de Oude Bosschebaan. Hoewel het een klein bedrijf was, bestond het toch uit 31 kadastrale nummers en op één van de percelen werd later mijn huis gebouwd. De overgrootouders van mijn oma namelijk Jacobus Weijtmans (1779-1847) en Johanna Dekkers (1776-1849) hebben op een paar honderd meter afstand van ons huis gewoond, eerst aan de Gommelsestraat en later aan de Oude Bosschebaan. Jacobus was in zijn jonge jaren militair in het Franse leger, deserteerde, nam een paard mee en vertrok naar huis. Ze kwamen hem later zoeken maar konden hem in de wildernis van de duinen en De Brand nooit vinden. Verder rooide en vervoerde Jacobus bomen en hout. Hij werd zo de grondlegger van een boomrooiers- en transportbedrijf wat nog steeds bestaat en nu in handen is van de zesde generatie. In volgorde: Jacobus, Kees, Jan, Kees, Wim en Kees.

Hun kleinzoon Jan Weijtmans (1868-1962) was musterdbinder, boomrooier, imker en keuterboer en vertoefde later veel in dit gebied. Tijdens houtverkopingen kocht hij het musterdhout en verkocht het door aan de bakkers in het dorp. Hij was zelf ook, via zijn schoonouders, eigenaar van een stukje bos wat in de familie de naam ‘Opa's bos' kreeg en nog steeds zo genoemd wordt. Ook de familie van mijn moeder woonde heel vroeger op maar een paar honderd meter afstand van waar ik nu woon.

Gerardus Mutsaers (1781-1856) en zijn vrouw Clazijna Pieren (1792-1875) woonden aan de Oude Bosschebaan nabij het latere, inmiddels ook al verdwenen, ronde bruggetje en het knuppelpad. Ze hadden volgens het kadaster uit 1830 een tiental percelen in het moerasgebied die afkomstig waren van de familie Pieren, een echte oude Udenhoutse familie.

In dit gebied woonden arme boeren want de grond en de waterhuishouding waren slecht. Mijn grootvader Tinus Mutsaers (1889-1987), een kleinzoon van bovengenoemd echtpaar, vertelde mij dat "toen de familie het financieel beter kreeg, ze zich pas in het dorp durfden te vertonen".

Mijn moeder is nog steeds eigenaar van het stukje land waar mijn voorouders rond het midden van de negentiende eeuw woonden."