- Datering van het verhaal: 8-11-2010
De buurtschappen Hoog en Laag Schoor in Udenhout hadden vroeger zo hun eigen gewoonten rondom overlijden en begrafenissen. Ze zijn opgetekend uit de mond van Udenhouter Tijn Keuninx (1929) die er geboren en getogen is. De gewoonten rondom rouw aan het begin van de twintigste eeuw heeft hij van heel dichtbij kunnen meemaken.
In die tijd kwam de dokter, toen dokter Lobach, de dood vaststellen door een spiegeltje voor de mond van de dode te houden. Nog dezelfde dag werd er door de timmerman een kist op maat gemaakt en zorgden de zusters van huize Felix voor het wassen en afleggen van het lichaam. Om dure kleding uit te sparen werd het dode lichaam in een papieren doodskleed gehuld.
Om de buurt van het overlijden te verwittigen gingen jonge mannen uit de buurt het sterfgeval ‘aanzeggen'. Een zeer markante gewoonte was dat dit aanzeggen per opbod werd verkocht. Het bedrag van inzet werd steeds verhoogd, totdat iemand het hoog genoeg vond om de klus te klaren. Gewoonlijk was deze persoon een volle dag bezig, at hij mee bij de ontvangers van het slechte nieuws en het gebeurde niet zelden dat de ‘aanzegger' toeterzat huiswaarts keerde.
Ook werd voor het huis waar iemand was overleden een zogenaamd ‘strooike' geplaatst: meestal waren dat zwart geschilderde, houten paneeltjes. In de Schoorstraat gebruikte men echter strooikes van baksteen. Als er een kind was overleden werd het strooike versierd met papieren bloemen.
Vervolgens organiseerde de buur die het dichtst bij de kerk woonde, een ‘bidderij' voor de zielenrust van de dode in de huiskamer van de overledene. Deze bidderij vond op drie achtereenvolgende dagen plaats en men bad dan de rozenkrans. ‘s Nachts werd er bij het lijk gewaakt. Om de lijklucht tegen te gaan zette men continu verse koffie en de koffiepot stond onder de baar.
Bij de begrafenis werd de kist met daarover een falie (een deken met tressen) op een hoogkar gezet met ervoor een zwart paard met zwart tuig. Daarachter liepen eerst de mannen en daarna de vrouwen en de stoet stopte steeds bij elke duiker die onder de weg doorliep. Reden hiervoor was dat de weg samen met de duiker een kruis vormde. Wanneer de stoet van het buurtschap Hoog Schoor kwam, werd er gestopt bij Huize Vincentius waar de rest van de familie van de overledene stond te wachten. De kist werd dan van de hoogkar afgehaald, geopend en de familie mocht nog even kijken.
Bij de Kerk aangekomen werd de kist zo neergelegd dat het hoofd het dichtst bij het altaar kwam te liggen. Na een korte mis werd het lichaam begraven op het kerkhof. Na de dienst zorgde de naaste buren voor een koffietafel met ‘lijkebroodjes': broodjes kaas, want vlees mocht er niet op zitten. Met de broodjes die over waren gingen de buren 's avonds na de begrafenis ‘op d'n overschot': ze brachten het naar het sterfhuis.