De Stadstraat

  • Datering van het verhaal: 2009

De heer Claveaux schreef over de manege in de Stadstraat en vroeg zich af hoe deze manege hier ooit gekomen is. Zelf heb ik hier gewoond op nummer 14 van december 1954 tot juni 1966. In een oud clubblad van de Tilburgse Rijvereniging, ter gelegenheid van hun 90-jarig bestaan, vond ik het volgende verhaal (ingekort). In het Regionaal Archief waren ook nog enkele foto's terug te vinden:

-----

In 1893 richtten enkele enthousiaste paardenliefhebbers, allen leden van de roem­ruchte Tilburgse Sociëteit "Philharmonie" een ruitervereniging op, die zij Tiburgsche Rij-Vereniging doopten; uit hun midden kozen zij de heer D. Hofland als hun eerste voorzitter.

De Sociëteit Philharmonie bestond {seders 1840) uit Tilburgse notabelen, waarvan er velen fabrikant waren. Deze beschikten over een rijtuig voor hun persoonlijk vervoer en tevens over "camions" ten behoeve van het goederen-transport van hun bedrijven; elke fabriek had dus een paardenstal met personeel en het was dus voor de echte paardenlief hebbers onder hen eenvoudig ook een rijpaard te houden; en die waren het, die zich in verenigingsverband aaneensloten om de paardrijsport* beoefenen, De T.R.V. was de eerste ‘burgerrijvereniging' in den lande en derhalve de oudste; die toevoeging "burger" werd destijds gebezigd ter onderscheiding van de vete be­staande militaire rijverenigingen, die vooral in de garnizoensteden van zich deden spreken.

Jammer is het, dat de oude notulen ooit bij een brand verloren zijn gegaan, zodat niet meer over juiste feiten beschikt kan worden; gelukkig kon nog wel worden geput uit overleveringsverhalen en herinneringen van ouderen.

Dat het paardrijden - zeker in die beginperiode - doch ook nog tot zo'n dertig jaar geleden slechts beoefend werd door de upperten getuigt het élitair karakter van weleer in de vorm van de voorgeschreven kleding en de strenge ruiterétiquette en niet te vergeten de na het rijden volgende copieuze soupers en diners in gezelschap van hun dames in avondtoilet.

Gedurende de eerste jaren beoefende men uitsluitend het dressuur rijden en ritten door bos en over de hei. Kort na de eeuwwisseling kreeg men behoefte om ook 's winters binnen te kunnen oefenen, waartoe men een houten bïnnenmanége liet optrekken; geen mens weet meer waar, feit is wel dat het de eerste overdekte rijmogelijkheid in het zuiden moet zijn geweest.

Men trok een instructeur aan, de heer van Marsbergen, die in dienst van de vereni­ging kwam, terwijl de exploitatie door het bestuur van de vereniging werd gevoerd.

Dit experiment zal succesvol zijn geweest, want in 1913 werd besloten een offi­ciële stenen manege te bouwen, compleet met een jury- en bestuurskamer en een stal voor circa tien paarden. De rijbaan van de manege was 14 x 28 meter.

Het complex, bij de ouderen nog wel bekend zijnde, doch inmiddels gesloopt, bevond zich aan de Oude Dijk.

De financiering van het gebouw, in gebruik genomen tijdens het voorzitterschap van de zeer bekende ruiter Leo van Loon, geschiedde door het plaatsen van een renteloze obligatie-lening ad, f. 40,000,-- onder de leden; de leden die een of meer­dere obligaties namen werden toen statutair beherende leden en hadden stem­recht, dit in tegenstelling tot de niet medefinanciers, aan wie het donateurschap werd toegekend.

Overigens bleef het lidmaatschap en donateurschap gekoppeld aan het lidmaat­schap van de Phil. De manege werd omstreeks 1925 van elektrisch licht voorzien.

De aangetrokken instructeurs werden na het vertrek van de heer van Marsbergen direkteur van de manege en huurden deze voor exploitatie voor eigen rekening, waarbij ook manegepaarden voor verhuur en het geven van rijonderricht in ge­bruik kwamen.

De eerste direkteur werd de heer J. Goosens, oud-adjudant van de Koninklijke Stallen, die de jonge generatie van die periode dan wel voortreffelijk leerde paard­rijden, doch het financieel erg moeilijk gehad moet hebben. Maar ook het manege gebouw heeft de achtereenvolgende besturen veel zorgen gebaard aan onderhoud en kwijtschelding van de huur zowel aan de heer Goossens als aan latere direkteuren.

Een der bekendste directeuren was ongetwijfeld de heer Otto Schumann, een ho-geschoofrijder van de oude stempel, afkomstig uit een circus-geslacht Deze wist samen met zijn echtgenote een sfeer te brengen, welke nadien nimmer evenaard is en die de organisator is geweest van de later traditioneel geworden manegeuitvoeringen met carousselvertoningen, dressuuruitvoeringen en panto­mime» uitingen van een bloeiend verenigingsleven,

Schumann was het paradepaardje voor de T.R.V., die hiermede landelijke bekend­heid kreeg.

Voorzitter Leo van Loon bracht voor de vereniging bovendien nog iets nieuws: hij introduceerde het springen over niet-natuurlijke hindernissen, wat wij tegen­woordig een parcours noemen.

Tot dan sprong men uitsluitend tijdens jachtritten over heggen en sloten. Die passie voor dat soort springsport bij van Loon werd geboren uit zijn kontakten met cavalerieofficieren.

In 1913 namelijk nam het Tweede Regiment Blauwe Huzaren bezit van de toen juist gereedgekomen Kromhout-Kazerne aan de Bredaseweg. Bij de officiële intocht van dit regiment in Tilburg met een parade op de Markt gaf ook het bestuur van de T.R.V. te paard acte de présence kompleet met eigen vaandel in handen van de heer Godefroy Majoie, die daarmede officieel de eerste vaandeldrager werd.

Na het verdwijnen van de huzaren uit Tilburg, werd in de Kromhout-Kazerne het Depot Remonterijders gevestigd, waar jonge paarden werden afgericht voor de be­reden troepen. De verschillende kommandanten van dit depot, zoals van Driem en Le Heux zetten de traditie van het verlenen van medewerking aan de T.R.V. voort, welke zich zelfs uitbreidde tot het uitlenen van paarden voor omvangrijke dagritten.

Na de voorzitters-periode van Loon fungeerde mr. Jan van de Mortel als zodanig een aantal jaren totdat deze begin 1939 tot burgemeester van Tilburg werd be­noemd, waarna de heer Jan Pessers hem opvolgde.

Het waren tot september 1939 zeer bloeiende jaren voor de vereniging met veel aktiviteiten en dat alles in een stijf en in een ambiance, welke heden ten dage on­denkbaar is.

Helaas kwam aan deze bloeitijd een abrupt einde, toen in september 1939 vanwe­ge de mobilisatie en het dreigende oorlogsgevaar manége-direkteur van der Meer (oud-remonte-rijder) in militaire dienst moesten alle manege-paarden door het leger werden gevorderd en dientengevolge de manege moest worden gesloten en alle aktiviteiten gestaakt.

Gedurende de oorlogsjaren is de manege in gebruik geweest door Duitse soldaten, na de bevrijding nog enige tijd door geallieerde militairen. Na de ontruiming bleek, dat het gebouw erg onderkomen was, zodat een grondige opknapbeurt nodig bleek, welke een slordige duit kostte aan de vereniging.

Eind 1945 kon de manege weer worden gebruikt en hernamen de aktiviteiten we­derom een aanvang.

De heer van der Meer keerde er niet meer terug en het bestuur vond nu de heer Willems, ook een oud remonte-rijder, bereid de direkteurs-funktie te aanvaarden. Onder diens leiding bekwaamde zich een intussen, jong aangetreden generatie rui­ters zich zowel in.de dessuur als in de springsport

De junioren-club (Kwiek) die enige jaren voor de oorlog was ontstaan, kwam nu tot bloei door grote aanwas.

Enkele malen per zomerseïzoen werden onderlinge konkoersen gehouden in een nagenoeg vooroortogs-sfeer, dit laatste mede ten gevolge van het nog steeds gehand­haafde besloten verenigingskarakter. De heer Jan Pessers gaf in 1950 de leiding over aan de heer Cees Enneking, die eveneens de eigen tradities aanhield, evenals trouwend ook diens opvolger in 1955, dé heer Wim Pessers.

De heer Willems moest om financiële redenen in 1954 afhaken, hetgeen diverse aktieve leden zeer teleurstelde; onder zijn leiding en zijn fijn georganiseerde wedstrijden en manege-uitvoeringen waren het mooie jaren geweest voor de vereniging.

Doch het bestuur van de T.R.V. vond een meer dan adequate vervanger in de per­soon van de heer Karel Hensen. Deze oud-Tilburger was reeds op jeugdige leeftijd (prof) geworden en heren der diverse maneges geleid; bovendien was hij een bekwaam dressuur- en spring-ruiter met een beminnelijk karakter.

Wat heerste er onder de leden een ontsteltenis, toen Karel Mensen in 1958 ten ge­volge van een noodlottig auto-ongeluk het leven liet. Feitelijk betekende dit tevens het einde van de T.R.V.-periode oude stijl. De vereniging, intussen onder voorzitterschap van de heer Fons Aelen beleefde enke­le onzekere maanden zonder direkteur.

Het bestuur beheerde in die tussenperiode zelf het manegebedrijf, hetgeen naast de normale bestuurlijke taken veel zorg en moeite met zich bracht. Na een uitvoerige selectie werd tenslotte de heer Huub van Berkel geschikt gevon­den de moeilijke direkteurstaak op zich te nemen met een jeugdig elan, waardoor de normale aktiviteiten zich wederom ontplooiden.

Hoewel de beherende leden nog altijd de feitelijke dienst uitmaakten, werd de vere­niging intussen toch wat ruimer van opzet en werden ook leden geaksepteerd die geen lid van de Phi) waren en gaandeweg werd er meer aan de springsport gedaan: Intussen baarde het onderhoud van de zich in slechte staat bevindende manege het bestuur veel zorg, terwijl de ligging in de binnenstad en de steeds langer wor­dende stap door woonbuurten voordat men "buiten" was steeds meer als ernstige nadelen gevoeld.

Mede t.g.v. de voortgaande popularisering van het paardrijden groeide het aantal leden, hetgeen uiteindelijk aanleiding gaf tot een weloverwogen bestuursbesluit om het manegekomp!ex aan de Oude Dijk te verlaten en de vereniging vond on­derdak in manege 't Laar, waarbij de eigenaar de heer Verhoeven met de heer van Berkel een kornpagnonschap aanging.

Na een tweetal jaren ontstond echter enig geharrewar en begon voor de T. R.V. de omzwerving via de Rondo-manege in Moergestel, manege 't Zandeind in Riel, wederom Moergestel (voormalige Rondo-manege was intussen Opstalan manege geworden) waarna tenslotte wederom 't Zandeind in Riel - inmiddels onder nieuwe leiding van familie van Esch - waar tot en rnet heden alle officiële evenementen en aktiviteiten worden georganiseerd.

Een wel zeer bijzonder feit dat plaats vond in februari 1965 was belangrijk voor de paardensport in Tilburg: na een lange voorbereiding ging de T.R.V. een fusie aan met de T.P.V. De T.P.V. bestond reeds sedert ongeveer 1930 en werd indertijd opgericht door een stel ruiters, dat zich zeer tot de springsport voelde aangetrokken, hiertoe gestimuleerd door o.a. de heren Ruud van Puijenbroek en Jan Stevens.

Bij de fusie werd de naam Tilburgse Rijvereniging, als zijnde de oudste der twee partners aangehouden.

Helaas ontviel in december 1970 de vereniging deze beminde voorzitter, die werd opgevolgd door de heer Paul Hoeben.

Een teken des tijds waren enige onderlinge tegenstellingen tussen het bestuur ener zijds en een progressieve ledengroep anderzijds, welke de vereniging geen goed deden.

Daarnaast waren er moeilijkheden met het buiten gebruik-zijnde manege-gebouw aan de Oude Dijk, de verkoopplannen hiervan aan de Gemeente en de uitbetaling aan de obligatie-houders. Het bestuur trad en bloc af waarna de diverse hete hang­ijzers werden opgeruimd onder het interim - voorzitterschap van de heer Cees van Opstal sr, waarna er geen beherende leden meer waren en de statuten werden gemoderniseerd.

De heer van Opstal werd kortstondig opgevolgd door de heer Hans Markslag, het houden van wedstrijden nam wederom in volle omvang toe en de bloei en groei van de vereniging kwam er weer in.

In 1978 trad de heer Ben Sanders aan als voorzitter, welke funktie hij heden ten dage nog met voortvarendheid bekleedt.

Media