Grondijs in het Russische leger

  • Datering van de gebeurtenis: ca 1918

Een ‘wijze les'

Hoewel slechts kort verbonden aan de Rijks HBS ‘Willem ll', namelijk van 1908-1911 wist de docent L.H. Grondijs zich een plaats te verwerven in de annalen en vormde een door hem gegeven les in 1911 in een tweede klas de basis voor een kwestie die aandacht kreeg tot op het hoogste niveau.

"In 1911 kwam een merkwaardige rel de rust verstoren. Drs. Grondijs, die ook enkele uren biologie gaf naast natuurkunde, gaf in een dictaat aan tweedeklassers een exposé van Darwins evolutietheorie en knoopte daar zijn eigen beschouwingen aan vast. Hij was een geniaal (en volgens Gerard Brom ook een goddeloos) man, maar op de te verwachten gevolgen van zijn les had hij geen kijk.

Kinderen lieten hun dictaat thuis lezen, ouders kwamen protesteren, de Commissie van Toe-zicht kreeg er lucht van en ging in beraad. De kwestie kwam bij de inspecteur terecht, die de zaak ook niet bagatelliseerde. Inspecteur Ten Bruggencate, zelf oud-leraar in Tilburg in lang vervlogen jaren, kende de plaatselijke situatie en begreep dat de school in gevaar was. En de orthodoxe B. Dijksterhuis (directeur, geschiedenisleraar en protestant), zeer verlegen met de zaak, zag dat natuurlijk ook in. Veertig jaren van voorzichtig beleid -sinds Hülsmann- zijn vergeefs na dit onpedagogisch optreden, meldde hij in een vergadering van de Commissie van Toezicht. Daarin moest Grondijs zichzelf verdedigen, een onmogelijke zaak, want hoe geleerd en subtiel en met citaten van katholieke auteurs hij dat ook deed, hij kon het argu-ment dat dertien- en veertienjarigen dit onderwerp niet aankonden, niet ontzenuwen.

De kranten in Brabant publiceerden commentaren die er niet om logen: "Hij trachtte het zaad van den twijfel uit te strooien in de blije ziel dezer ronde jongens van christelijken huize." Grondijs suggereerde onhandig dat hij niet de enige boosdoener was, want meermalen had hij gehoord dat leerlingen aanstoot namen aan het geschiedenisonderwijs. Ook dat kwam in de krant, met de vermelding dat ook daarnaar een onderzoek moest worden ingesteld. Die klacht kon alleen op Dijksterhuis slaan, die misschien enkele roomse heilige huisjes in zijn lessen wat kleiner maakte. Er wordt echter verder niet over gerept. Een gevolg was ook dat de kerken opnieuw officieel waarschuwden tegen de HBS vanaf de kansel.

De minister, minder op de hoogte van de Tilburgse toestanden en bovendien bevriend met Grondijs' schoonvader, sauveerde Grondijs zeer tegen de zin van Ten Bruggencate, die hem een gepeperde brief schreef waarin hij Grondijs verweet afgebroken te hebben ‘wat twintig jaren van voorzichtig beleid hebben gebouwd'. De HBS kon nog steeds niet behoedzaam genoeg zijn in haar glazen huis."

De kwestie illustreert niet alleen de controverse tussen de dogmatische leerstellingen van de katholieke kerk en de ‘nieuwlichterij' van de wetenschap, maar geeft ook inzicht in de plaats van de kerk in de samenleving en de geringe manoeuvreerruimte van de ‘openbare' HBS in het zwaar katholieke Tilburg. Lessen over de evolutietheorie werden opgeschort en de school schikte zich -voorlopig- weer in haar Tilburgse lot. De opmerking over de "jaren van voorzichtig beleid" vormde de inspiratiebron voor de titel van het gedenkboek.

De heer Grondijs, in dezelfde tijd conservator van het natuurhistorisch museum in Tilburg, vertrok naar een school in Dordrecht, werd later hoogleraar in Utrecht en overleed begin ja-ren zestig. Het geschetste conflict leidde tot een publicatie van zijn hand, getiteld: De R.K. Kerk en de Afstammingsleer, verschenen in Amsterdam in 1915.

J. de Veer

Vervolg (info uit Nieuw Nederlands Biografische Woordenboek)

Lodewijk Hermen Grondijs werd in 1878 in Nederlands-Indië geboren en stierf in Den Haag in 1961. Hij volgde de HBS in Soerabaja en studeerde van 1896 tot 1905 wis- en natuurkunde aan de Rijks-universiteit te Utrecht. In deze jaren was hij actief voor de Groot-Nederlandse zaak. Hij onderbrak zijn studie enige tijd omstreeks 1902/1903, toen hij deel uitmaakte van de christen-anarchistische kolonie van de 'Internationale Broederschap' te Blaricum. Vanaf 1906 studeerde hij wis- en natuur-kunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden en volgde colleges filosofie volgde bij G.J.P.J. Bolland. In 1907 richtte hij samen met J.D. Bierens de Haan het Tijdschrift voor Wijsbegeerte op; tot 1932 zou hij deel uitmaken van de redactie. Na zijn studie werkte Grondijs van 1908-1911 op onze school als leraar natuurkunde en biologie, een eenling maar als docent hooglijk gewaardeerd door zijn leerling Dijksterhuis. Het evolutietheorieverhaal deed hem vertrekken naar Dordrecht. Toen het nieuws van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog hem bereikte, gaf hij onmiddellijk zijn baan op en vertrok als oorlogscorrespondent voor de NRC naar België. Vandaar ging hij in opdracht van enkele interna-tionale bladen naar achtereenvolgens het Franse, Russische en Roemeense front. Hij deelde er het leven van de troepen en nam actief deel aan de gevechten.

 

De Russische periode

De Februarirevolutie van 1917 maakte Grondijs mee in de Russische hoofdstad Sint Petersburg. De vestiging van het bolsjewistische bewind en het begin van de burgeroorlog brachten hem ertoe zich in Zuid-Rusland aan te sluiten bij de Witte (contrarevolutionaire) legers. Hier zou hij ook nog de gele-genheid vinden om aan de universiteit van Charkov te promoveren tot doctor in de wis- en natuur-kunde op het proefschrift Elektromagnetische Feldgleichungen bewegter Systeme. In de zomer van 1918 maakte hij als officieel oorlogscorrespondent met de honoraire kapiteinsrang deel uit van de Franse militaire missie in Siberië. Van eind 1918 tot begin 1920 reisde hij in een privé-treinwagon, vergezeld van zijn toekomstige, bijna twintig jaar jongere Russische vrouw, de pianiste Valentine de Gontcharenko-Petrenko langs de fronten van de burgeroorlog in Siberië. Ook nu koos hij de kant van de Witten. Van zijn eerste vrouw, met de eveneens exotische naam Antonie Therese Marie Thekla van Embden, was hij gescheiden. De bolsjewistische overwinning deed hem Rusland voorgoed verlaten.

 

Een nieuwe passie

In 1920 vestigde Grondijs zich in Parijs, waar hij verbonden was aan het Laboratoire des recherches physiques van de Sorbonne. Tegelijkertijd studeerde hij er kunstgeschiedenis en byzantinologie; la-ter, in 1941, zou hij nog in dit vak in de Franse hoofdstad promoveren op het proefschrift L'iconogra-phie byzantine du Crucifié mort sur la croix. Eind 1928 keerde hj naar Nederland terug. Zijn in Parijs opgedane, voor de Nederlandse kunsthistorische wereld uitzonderlijke kennis verschafte hem een wetenschappelijke betrekking aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1931 werd hij hier benoemd tot privaatdocent in de geschiedenis van de Byzantijns-Russische cultuur, in 1935 volgde zijn aanstelling als bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de Byzantijnse kunst en in 1939 werd hij buitenge-woon hoogleraar in de iconografie en de kerkelijke kunst. In de jaren dertig maakte hij verscheidene studiereizen naar Oost- en Zuidoost-Europa.

Politiek rechts

Politiek bleef hij actief en had hij definitief de rechts-autoritaire zijde gekozen. Zo was hij al in 1928 secretaris geworden van het Comité voor Nationale Samenwerking in Den Haag en bond hij in die hoedanigheid de strijd aan tegen revolutie, communisme en de Sovjetunie. Van 1929 tot 1936 be-hoorde hij tot de vaste medewerkers van het weekblad De Rijkseenheid, dat zich de versterking van de banden tussen Nederland en zijn koloniën ten doel stelde. Politieke en journalistieke motieven brachten hem steeds weer tot reizen. Zo maakte hij in 1932/ 1933 een grote reis naar het Verre Oos-ten; in de loop daarvan nam hij deel aan de Japanse veldtocht in Mantsjoerije. Toen een paar jaar later de burgeroorlog in Spanje uitbrak, was hij ook daar, in 1936 en in 1937, present. Hij koos de kant van de Nationalisten onder Franco en droeg diens standpunt na terugkeer in Nederland in ge-schriften en voordrachten uit. Toen Hongarije in maart 1939 Roethenië van Tsjechoslowakije annex-eerde, trok hij in het zog van het Hongaarse leger dit gebied binnen. Telkens keerde hij echter op zijn Utrechtse academische basis terug.

 

WOII

Na hun aanval op de Sovjetunie in juni 1941 oefenden de Duitsers in bezet Nederland druk uit op Grondijs om lezingen te houden en artikelen te schrijven tegen de bolsjewieken. Maar in een artikel 'De Russische soldaat' (De Telegraaf , 10-7-1941) prees hij juist de militaire capaciteiten die de Rus-sen in de Eerste Wereldoorlog in de strijd tegen het Duitse leger hadden getoond. Overneming van het artikel werd onmiddellijk verboden, al werd de auteur niet gearresteerd; men hoopte hem later nog als antibolsjewiek te kunnen gebruiken. Na de bevrijding kreeg Grondijs te maken met de zuive-ringscommissie. Hij was in Utrecht laat in de bezettingstijd, in 1944, toen de universiteit nog nauwe-lijks studenten had, tot gewoon hoogleraar in de iconografie en de kerkelijke kunst benoemd en werd om die reden na de oorlog voor korte tijd ontheven. Hij had ook contacten met leden van de NSB en zelfs met SS'ers niet geschuwd. Grondijs verwierp evenwel de beschuldiging van collaboratie: hij had deze contacten alleen gezocht om op grond van eigen waarneming zelfstandig zijn oordeel te kunnen bepalen. In 1948 huwde hij, na het overlijden van zijn tweede vrouw, Ellen Gudrun Brooks. In 1949 ging Grondijs met emeritaat, maar hij bleef publiceren. Hij overleed in de schermzaal, op 82-jarige leeftijd, tijdens het beoefenen van de schermsport.

Grondijs stond politiek duidelijk aan de rechterzijde, maar hij was te elitair voor volkse bewegingen als het nationaal-socialisme en het nazisme. Een aanbod van Mussert om voor de NSB een kamerze-tel te bezetten, liep op niets uit. Grondijs had een sterk gevoel voor gevestigde traditie, hield van au-toriteit, orde en discipline. Hij was gekant tegen revolutie en socialisme, niet alleen met de pen en de mond, maar ook metterdaad en op een vechtlustige manier. Ook met de parlementaire democratie had hij weinig op. Hij verafschuwde zowel het 'gepeupel' als de kleine en grote bourgeoisie. Zijn ge-schriften zijn niet vrij van een flinke dosis antisemitisme. Het meest voelde hij zich nog thuis bij de aristocratie, vooral de militaire aristocratie.

 

 

 

 

Media