Nicolaas Laurentius KWANTES

  • Geboortedatum: 24-02-1882
  • Sterfdatum: 04-02-1976

Tilburgers

Nicolaas Laurentius KWANTES

Geboorteplaats

Onze opa Nico Kwantes is geboren op 24 februari 1882 in Tilburg, aan de Bosscheweg nrs. 186-210 (nummering vóór 1936), thans Tivolistraat. Zie de foto links. De panden zijn in 1915 gesloopt. Veel later werd op deze plaats een boerenleenbank (Rabo) gebouwd, Tivolistraat 50, welke later in gebruik werd genomen door FAXX.

Zijn ouders, vader Hendrikus Kwantes (*1854/+1918), die van beroep orthopedisch schoenmaker was, en moeder Cornelia Kwantes-van Beurden (*1856/+1924), behoorden tot de parochie Heuvel, vandaar dat opa werd gedoopt in de St. Josephkerk, ook wel de Heuvelse kerk. Achter de arbeidershuisjes zijn in de verte de meest bekende kerktorens van Tilburg te zien. Zijn opa en oma waren de Klaas Kwantes (*1808 in Alkmaar/+ 1877 in Udenhout) en Petronella Martens uit Oisterwijk, die in 1835 getrouwd waren.

Het jonge gezin Kwantes na 1882

Na de geboorte van opa Nico volgde een verhuizing naar de Bisschop Zwijsenstraat, aanvankelijk in een huis in het tweede gedeelte, voorbij de Varkensmarkt. Daar stonden enkele huizen van dezelfde architectuur schuin tegenover het witte pand op de hoek van de Primus van Gilsstraat, waar later het Wit Gele Kruis was gevestigd. In het gezin Kwantes werd in 1887 nog een dochter Johanna Petronella geboren en gedoopt in de Heikese kerk. Na elf dagen in leven te zijn gebleven, is ze op 23 november 1887 overleden. In 1890 werd nog een dochter geboren, Louisa Maria, die in 1914 op vierentwintig jarige leeftijd overleed aan tuberculose.

Opa's adolescentie en huwelijk

Opa Nico was, net als zijn vader, werkzaam in de leernijverheid, hij bekwaamde zich met name in het modelleren van leer tot schoeisel en handschoenen. Hij leerde een meisje uit de buurt kennen. Maria Cornelia Hendrickx, dochter van Jan Baptist Hendrickx, die kolenboer was en aan de Varkensmarkt en Veestraat was gevestigd. Opa Nico trouwde met Maria op 11 januari 1905 en ging in een van de arbeidershuisjes aan de Varkensmarkt wonen.

Zonen Kwantes . . onze vaders

Hun eerste kind Henricus Johannes, een zoon, werd geboren op 22 oktober 1905, maar stierf enkele weken later op 4 december 1905. Vervolgens kwam zijn zoon Johannes. Henricus Josephus (Jan) op 27 maart 1907 ter wereld. In 1908 gevolgd door zoon Henricus Cornelis Maria (Harrie) en 1909 Antonius Adrianus Nicolaas (Toon). Als kind werd de tweede zoon Harrie getroffen door kinderverlamming, waardoor hij lichamelijk gehandicapt raakte en verder op krukken door het leven moest.

Het is geen geheim dat de pastoor in die tijd gezinsuitbreiding stimuleerde. Die boodschap was niet aan dovemansoren gericht bij de godsvruchtige echtelieden.

In 1910 werd opnieuw een zoon geboren, Cornelis Aloysius Maria, helaas zag dit kind maar kort het levenslicht, want het overleed een maand na zijn geboorte. Het zelfde gebeurde met zoon Wilhelmus Leonardus, die in oktober 1912 ter wereld kwam en vrijwel meteen daarna op 12 oktober 1912 stierf. Oma Marie raakte opnieuw zwanger en kreeg op 28 juli 1912 weer een zoon. Ze noemden hem Jacobus, Antonius, maar opnieuw kwam de tegenslag, toen deze telg op 5 augustus 1913 overleed. Maar kort daarna werd weer een zoon geboren op 22 oktober 1913 Fransiscus Nicolaas Henricus (Frans) en vervolgens kwam Aloysius Maria (Louis) op 26 januari 1915. Toen heerste de Eerste Wereld Oolog, waarin ons land neutraal bleef. Op 25 maart 1916 kwam Nicolaas Fransiscus (Niek) en daarna op het einde van de oorlog weer een zoon Hubertus Ludovicus Laurentius (Huub), die op 9 augustus 1918 werd geboren. Op 29 maart 1924 is er een kindje dood geboren. De laatste zoon, Jacobus, Johannes Maria (Jaques) is op 17 februari 1925 ter wereld gekomen. Met haar dertien zwangerschappen, en voor zover we weten nog een paar miskramen van tweelingen, is oma Marie heel veel jaren van haar leven zwanger geweest. Opa vertelde later altijd dat hij, inclusief de doodgeboren kinderen, achttien zonen zou hebben gehad en niet één dochter. En als er mensen opmerkingen maakten over het zware gezin, oma altijd zei: ‘We zouden niet anders gewild hebben, hè Nico?' En hij beaamde dat dan.

Evident is dat het gemiddelde kindertal én het cijfer van kindersterfte op het eind van de 19e en begin 20e eeuw hoog was.

De kost verdienen . .

Naast zijn werkzaamheden in de leernijverheid vervulde opa Nico 's in de vroege avonduren en op de zaterdagmiddag het ambacht van barbier. In het huis aan de Bisschop Zwijsenstraat 58, dat hij in 1911 gekocht had voor Fl. 3000,=, werd een aparte voorkamer ingericht als kapperszaak. Daar kwamen zijn klanten voornamelijk om zich te laten scheren en om hun snorren en baarden te laten verzorgen. Zijn jonge zonen Jan en Toon hielpen hem daarbij. Met de scheerkwast zeepten zij de klanten alvast in, zodat opa ze op hun beurt kon scheren, hetgeen geschiedde met een zeer scherp scheermes dat op een leren band werd gescherpt. Als de pastoor van 't Heike hem wel eens vroeg om een overleden man thuis te gaan scheren, dan deed hij dat met genoegen. Maar als de man verkeerd om in de bedstee lag, was dat lastiger voor een rechtshandige. Tot ieders verbazing klom hij dan over het stoffelijk overschot heen om goed te kunnen scheren, zo vertelde hij later.

Duidelijk was dat onze opa een heel harde werker was. Maar dat moest ook wel met zo'n groot gezin. Ieder kind had zijn taak in de huishouding om oma te ontlasten bij haar dagelijkse werkzaamheden.

Kort voor hij met pensioen zou gaan, trof hem het noodlot. In 1944, hij was toen 62 jaar, werd op Bevrijdingsdag zijn huis getroffen door een Canadese granaat en vrijwel geheel vernietigd. Gelukkig vielen er alleen gewonden. De herbouw van zijn huis kostte hem zijn spaarpot voor zijn oude dag, in een tijd zonder oudedagsvoorzieningen. Vandaar dat hij op zijn vijfenzestigste samen met enkele compagnons, waaronder Rector Berkelmans uit de Bisschop Zwijsenstraat en diens broer Gerard uit Oisterwijk een handschoenenfabriek begon, de N.V. Grenoble, die gevestigd was aan het Wilhelminapark in Tilburg. Met een personeelsbestand van 80 mensen, waaronder veel thuiswerkers, vervaardigde men daar leren dames- en herenhandschoenen. Het waren goede tijden voor handschoenen en in 1948 ging zijn zoon Louis bij hem werken. Zijn zoon Jan was met zijn vrouw Toos al in de dertiger jaren aan de Bisschop Zwijsenstraat 62/64 een woninginrichtingsbedrijf begonnen, waar later ook zoon Jaques ging werken. Toon had samen met zijn vrouw Annie aan de Heikant de kruidenierszaak van haar ouders overgenomen. Harrie en Huub werkten samen achter het ouderlijk huis in een boekbinderij, waar ze onder andere Katholieke Illustraties inbonden. Niek werd schilder en Frans ging werken bij de NCB aan de Spoorlaan. In 1950 overleed oma Marie waardoor opa Nico weduwnaar werd.

Toen de meeste zonen de deur uit waren, bleef hij met zijn zoon Harrie in de Bisschop Zwijsenstraat wonen. De boekbinderij werd door zoon Huub alleen voortgezet. De voorkamer van het woonhuis werd door Harrie verbouwd tot een -voor die tijd- luxe sigarenwinkel. Na het overlijden van Harrie in 1961 zette opa die winkel alleen voort.

Op zijn oude dag kreeg hij in 1965, hij was toen al drieëntachtig, te maken met een overvaller in de winkel en in huis. Hij had de tegenwoordigheid van geest om zijn kleinzoon te waarschuwen, waardoor de schade beperkt bleef en de overvaller het hazenpad koos.

Boude uitspraken . .

Opa Nico kon met uitspraken uit de hoek komen, die men niet snel vergat. ‘Aachter mijn kont vergao de wèèreld', was een manier van uitdrukken die aangaf dat hij zich niet veel aantrok van allerlei belastende zaken. Als mensen zeiden dat ze op vakantie gingen, wat voor hem niet was weggelegd, dan zei hij: 'Op vakaantie . . ge ziet overal dezelfde bôomen en de zelfde meensen' of ‘Wè gaode d'r zuuke, we gaode d'r zuuke?' En toen een van zijn kleinzonen zijn eerste auto kocht en die samen met zijn vrouw trots aan opa liet zien, zei deze: ‘Kôopte gullie ma'r 'n kiendje'.

Op latere leeftijd wandelde hij veel door de stad, men zei dan wel eens dat hij eens een terrasje moest pikken op de Heuvel. Zijn antwoord was dan kort en krachtig: 'Terrasje? . . ik zèèk ze nog liever den dùrstijl rot.' Waarmee hij wilde zeggen dat geen haar op zijn hoofd er aan dacht om daar geld aan uit te geven. Hoewel hij later met de zonen die bij hem in de buurt woonden op zondag avond wel eens een borreltje ging drinken bij het Bodehuis, het café Schuurmans achter de Heikesekerk. Wanneer zijn jeneverke omgestoten dreigde te worden, dan zei hij altijd: ‘Ik hè nog liever dat de Heikese toren omvalt, dan mijn borreltje.'

Oma Kwantes was erg vroom en godsvruchtig, opa meer rekkelijk. Soms werd hij gemaand om nogmaals naar de kerk te gaan, maar dan zei hij: 'De pastoor is ginne entvogel en de kerk gin haozepad.' Oftewe de kerk loopt niet weg, ik kom er toch wel. En als hij dan te laat in de kerk kwam: ‘Wè t'r vêûr af gao, komt er aachter nie bij.' Wat zoveel wil zeggen als: al ben ik te laat, de mis duurt er voor mij niet langer door. In het geval men verbaasd reageerde op het grote aantal kinderen in zijn gezin, deed hij dat af met de woorden: 'Dè vèùgeltje heej aatij nie stil op ut roesje gezeten.'

Op het eind van zijn leven bleef hij een olijke man, zelfs toen hij de gezelligheid van zijn eigen huis ging missen. Hij verbleef nog een paar jaar in het bejaardenhuis, Pension Vredeburcht. Als de verpleegster hem vroeg of hij zich wilde scheren of iets anders van hem gedaan wilde krijgen, dan zei hij nog: 'Dè's goed zuster, a'k un snèùtje van oe krèèg.'

Onze opa was een gedreven en hardwerkende man, goed voor zijn vrouw en zijn zonen. Hij had veel contacten en vriendschappen met velen in de oude binnenstad van Tilburg, die hij op zijn duimpje kende. Tegen een van zijn kleinzonen zei hij niet lang voor zijn overlijden: ‘Ik heb in mijn leven maar één grote fout gemaakt, en dat is dat ik op mijn eenennegentigste ben gestopt met werken'.

Hij stierf kort voor hij 94 jaar werd op 4 februari 1976.

Tilburg, 12 december 2012

Jan, Jan en Nico Kwantes (kleinzonen)

Afbeeldingen:

1. Geboortehuis aan de Tivolistraat (Bosscheweg); 2. N.L. Kwantes circa 1905; 3. M.C. Kwantes-Hendrickx circa 1905; 4. opa Kwantes achter zijn huis jaren 30; opa Kwantes 1968.

Media