- Datering van het verhaal: 8-11-2010
Het cafeetje ‘De Rustende Jager' is al sinds mensenheugenis hét cafeetje van buurtschap Den Brand in Udenhout, gelegen aan de Oude Bosschebaan. Het is al lange tijd in handen van leden van de familie Klijn. Het oude cafeetje lag van oudsher gunstig aan een kruispunt van wegen en aan de ingang door de duinen naar Giersbergen, Drunen en Heusden. Dat het een redelijk gebruikte doorgangsweg was, blijkt wel uit het feit dat er in de negentiende eeuw serieuze pogingen ondernomen zijn om deze weg te verbeteren.
In 1920 brandde een naastgelegen boerderijtje, waar nu het huis Oude Bosschebaan 10 staat, bewoond door het landbouwersechtpaar Kees (1885-1936) en Marie Klijn-de Bresser tot de grond toe af. Het werd nooit meer herbouwd en Kees en Marie verhuisden naar ‘De Rustende Jager' die ze van de familie Martens konden kopen. Er kwam weer een drankvergunning op het pand -die was enkele jaren daarvoor ingetrokken- en in die tijd kwamen er in de zomertijd al veel wandelaars en later ook vakantiegangers een drankje drinken.
Door ziekte van Kees, er waren inmiddels al vijf kinderen geboren, werd Marie haast gedwongen om haar cafeetje te verkopen. Dit gebeurde in 1934 en Marie, slim als ze was, verkocht het aan de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten. Aan deze verkoop was de afspraak verbonden dat zoon Jan bij hen in dienst zou treden als boswachter, wat ook gebeurde.
Marie bleef ook na de dood van Kees de kasteleinsvrouw. Met haar viel niet te spotten, aan haar principes niet te tornen. Ze werd in de wijde omgeving een begrip want ze had een broertje dood aan dronkenschap en verkwisting. Een klant die al twee glazen bier op had kreeg geen derde glas maar te horen dat hij "geen dorst meer kon hebben". Ze bleef haar leven lang verbonden aan het cafeetje en woonde tot op hoge leeftijd bij haar schoonzoon en dochter die haar opvolgers waren. De laatste jaren deed ze zittend de afwas en in 1970 is zij overleden.
Dochter Toos (1921) trouwde op 30 mei 1944 met Piet van de Wiel (1913-1988), die aanvankelijk nog wat boerde en ook nog korte tijd bij Natuurmonumenten werkzaam was. In oktober 1944 sloeg het noodlot echter toe en bij de bevrijding van Udenhout ging het prachtige rustieke cafeetje De Rustende Jager in vlammen op. Na de wederopbouw in 1952 kwamen er in de weekenden steeds meer dagjesmensen en vooral in de avonden en ‘s nachts militairen zodat het boerenbedrijfje gestopt werd.
In 1972 vonden Piet en Toos het welletjes, ze hadden sinds de overname nooit één vrije dag of weekend gehad en deden het café over aan het echtpaar Jo en Nellie Pijnenburg-Klijn.
Nichtje Nellie Klijn, en dochter van broer Jan de boswachter én kleindochter van Marie Klijn -de Bresser, kon het cafeetje overnemen omdat de kinderen van Piet en Toos geen interesse hadden.
Jo en Nellie namen de zaken serieus en de klantenkring werd groter en groter. Zij slaagden erin om in 1989 De Rustende Jager weer terug te kopen en na 55 jaar was het weer in handen van de familie. Vader Jan Klijn mocht dit heuglijke feit nog meemaken.
Na een kort intermezzo waarin nichtje Martijanne en Jeroen Hultermans-Van Zon, als representanten van de vierde generatie, de scepter zwaaiden, is het café nu (2010) weer in handen van Jo en Nellie. Martijanne is een kleindochter van Jan Klijn de boswachter en een achter-kleindochter van overgrootmoeder Marie Klijn-De Bresser. Frappant is dat de opvolging telkens via de vrouwelijke lijn tot stand kwam.
Toos, die dus tot 1972 samen met haar man uitbaatster was, heeft door de jaren heen veel zien veranderen. Lange tijd was De Rustende Jager meer boerderij dan café. Er zat dan ook 2,5 hectare grond bij en de familie Klijn had koeien en geiten. Marie schonk wat limonade of een borreltje aan voorbijgangers. Zij heeft het zwaar gehad, als weduwe met vijf kinderen in een tijd waarin nog strenge eisen gesteld werden door de Kerk. Zo moesten haar kinderen door weer en wind ‘s ochtends vroeg naar Udenhout lopen om op tijd in de kerk te zijn. Ze liepen dan dwars door De Brand, over ‘De Velden'. Een buurtbewoner heeft ooit eens bij de pastoor geklaagd dat Marie zelf niet naar de kerk was geweest. Toen die zijn verhaal kwam halen, had Marie haar woordje klaar:
"De hel is hier op aarde De duvels zijn de mensen En er is geen vader zo kwaad dat hij zijn kinderen in het vuur gooit"
Ook in de tijd dat Toos en Piet De Rustende Jager dreven, had de kerk nog een stevige vinger in de pap. Mensen met een ander geloof werden ook nauwelijks geaccepteerd. Toos werd eens aangesproken door een vrouwtje uit de buurt die vroeg: "Hebben jullie geen last van al die protestanten op het terras ?"
Maar op wat schreeuwerige boerenjongens na, hadden Toos en Piet eigenlijk nergens last van. Marie had een vreselijke hekel aan dronken mensen. Ze waakte ervoor dat het rustig bleef en er niet werd gevochten. Ook Toos en Piet hebben later altijd geprobeerd om het er gezellig en rustig te houden, al was dat in de oorlog wel eens moeilijk. De zaak is altijd druk bezocht door soldaten. Over het algemeen waren de Duitse soldaten erg netjes. De Nederlandse soldaten daarentegen maakten er nog wel eens een zooitje van, zo erg dat men bij de garnizoenleider moest gaan klagen. Ook was het volgens Toos wel eens lastig met de jagers. Die kwamen dan met hun vieze honden uren binnenzitten om te pauzeren maar verteerden amper iets en sommigen hadden zelfs een thermoskan koffie bij.
Natuurlijk kende De Rustende Jager ook zo zijn opmerkelijke klanten. Pieter van Vollenhoven is er wel eens geweest. Anton Mussert kwam er tijdens de oorlogsjaren, als hij met zijn vriendin naar de duinen ging. Verder was er eens een oud mannetje dat elke dag op bezoek kwam als hij zijn rondje fietste en hij dronk dan één biertje, niet meer, en bleef vervolgens uren zitten. Op een dag kreeg hij te horen dat een biertje vijf cent duurder was geworden. Hij werd kwaad en zei: "Ik kom hier nooit meer" en hield zich daaraan. Ze hebben hem bij De Rustende Jager nooit meer gezien.