Mee op de motor. . .

  • Datering van de gebeurtenis: Jaren '50

(1e VERTELLING uit ‘Bouwjaar 1945' memoires van Jan Kwantes)

  • 1. ‘Mag ik mee op de motor?'

De enige broer van ons moeder, ome Jan, woonde met zijn vrouw en kinderen in Wassenaar. Hij kwam wel eens op de motor naar zijn geboortestad Tilburg, al dan niet vergezeld van zijn vrouw tante Cor, die achterop of in het zijspan zat. Zodra hij zijn motor bij ons voor de deur had gestald liep ik er vol bewondering omheen en genoot van de warmte die van het blok opsteeg. Ik luisterde naar de tikken die te horen waren doordat de metalen machine langzaam afkoelde. In mijn fantasie was ik de berijder van dit stalen ros. Tijdens de gesprekken met onze pa en ons ma week ik geen moment van zijn zijd. Ik wist dat ome Jan altijd wel even tijd vond om met mij op de motor een rondje over de ringbanen van Tilburg te rijden. Mijn geduld werd meestal wel beloond en anders vroeg ik wel op het juiste moment: ‘Mag ik mee op de motor, ome Jan?' Een brede lach verscheen op zijn gezicht en dan maakte hij aanstalten om op te staan. Mijn motorbril, van de kermis, had ik zorgvuldig bewaard voor deze gelegenheid.

Met zijn grote handen, in leren motorhandschoenen gestoken, wees hij me de plek waar ik mijn voeten moest zetten om op de motor te klimmen. Ik zat zo trots al een pauw voor op de benzinetank van zijn zwarte gevaarte. De motor kwam trillend tot leven door een forse trap op de kickstarter, het donkere geluid vulde de straat. Op zijn commando: "Houd je goed vast Jan, we zijn weg . . ", pakte ik de glimmende dop of klem voor me stevig vast. De wind streek door mijn haar als hij snelheid maakte door met zijn rechterhand het gas open te draaien. Ik voelde de, naar olie en benzine ruikende, warme lucht als we bij een stoplicht of verkeersagent moesten stoppen omhoog stijgen. Dat rook lekker, vond ik. Mijn belangstelling voor de motorfiets was voor altijd gewekt.

Ome Jan droeg een lange leren jas. Als het heel koud was had hij ook een leren muts met oorkleppen op. De groeven in zijn werkmanshanden waren zwart van het sleutelen aan zijn motorfietsen. Ik bewonderde hem en luisterde altijd met veel interesse naar zijn verhalen, want hij kon prachtig vertellen. Ik ging helemaal op in zijn relaas over de tijd dat hij in dienst bij de motorordonnans zat en de verhalen over motorraces waar hij aan deelnam in Brabant, Limburg en België. Vooral de grasbaanrace was toen erg populair. Het is een sport, die vergelijkbaar is met speedway en ook in Tilburg bedreven werd. Ome Jan viel vaak in de prijzen waarvoor hij dan een medaille kreeg. Won hij de hele manche, dan kreeg hij vijfenzeventig gulden, dat was een heel bedrag in die tijd. Hij kon daarvan zijn motorfiets weer onderhouden. Tilburg kende in de tijd tussen de twee wereldoorlogen verschillende motorclubs: de Tilburgse Motorclub (TMC), de Twem-duivels, die een ware wieler- en motorbaan hadden waar ook stayerswedstrijden achter de motoren werden verreden. Vervolgens de Auto- en Motorclub Brabant en de grasbaanclub. Tot ome Jan's collectie behoorden onder andere motorfietsen van het merk: James, Harley Davidson, Indian, Matchless, Norton en Jawa. Vanuit Tilburg gingen wij met ons gezin ook wel eens naar onze familie Biezen in Wassenaar. De auto was dan afgeladen met allerlei nog goed bruikbare spullen voor het grote huishouden dat tante Cor bestierde. Ome Jan moest hard werken voor de kost en met zijn vele kinderen kon hij wel wat hulp gebruiken van zijn zus uit Tilburg. Menig keer kregen ook de kleren van ons gezin een tweede kans in Wassenaar.

JKw

Afbeeldingen:

  1. Ome Jan Biezen op een lichte motorfiets James uit 1923 van Engels fabricaat.
  2. Zicht vanaf mijn positie ‘op de tank' van de motor.
  3. Jan Kwantes met motorbril.

Media