- Datering van de gebeurtenis: 1956
1956: Grote polio-epidemie houdt Tilburg in zijn greep
In 2005 kwam ik een folder tegen met informatie over kinderziektes. De kleurige folder over polio was in groot kontrast met de inhoud. ‘Polio of kinderverlamming is een zeer besmettelijke kinderziekte, die kan leiden tot blijvende invaliditeit en de noodzaak van soms levenslange beademing'. De foto's van lachende kindergezichten naast deze sombere tekst sprak boekdelen. Die ziekte kun je maar beter niet krijgen. Toen bedacht ik dat ik in 1956 zélf als achtjarige in lichte vorm polio gehad. Dit leidde tot een speurtocht naar nog méér informatie op internet, in boeken, in jaarverslagen en ... bij andere poliopatiënten en betrokkenen van toen.
Een terugblik op deze epidemie en de gevolgen
Een van de eerste patiënten die in Tilburg in 1956 werd opgenomen met polio-verschijnselen was Frans Rutten, toen 67 jaar oud. Na hem volgde opname van een grote groep patiënten, vooral kinderen. Van de 122 kinderen die in 1956 werden opgenomen, hadden er 43 zeer ernstige ademhalings- en/of slikverlamming, met grote gevolgen voor de noodzakelijke nazorg en revalidatie. Een veel grotere groep met een lichtere vorm van polio bleef thuis - onder behandeling van de huisarts - en herstelde na een lange rustperiode min of meer volledig. Het exacte aantal patiënten - kinderen en volwassenen - van dat jaar is niet bekend.
Het Sint Elisabeth-Ziekenhuis aan de Jan van Beverwijckstraat was niet voorbereid op zo'n epidemie. Bovendien nam het ziekenhuis op verzoek van de Inspectie Volksgezondheid ook nog de taak op zich van polio-myelitiscentrum. Verlamde mensen uit de hele regio Noord-Brabant, Limburg én Zeeland moesten met ambulancediensten over grote afstanden naar Tilburg vervoerd worden. De coördinatie met alle logistieke problemen van dien werd door dokter Van der Horst van de GG & GD geleid. Bijna veertig procent van de poliopatiënten kwam van vèr buiten de regio Tilburg.
De polio-epidemie had als gevolg dat het ziekenhuis een sterke groei kende en te klein werd. Het kinderpaviljoen werd in de loop van 1957 al sterk uitgebreid, terwijl het bestuur ook het hulpkindersanatorium Charlotte-Oord in Tilburg-West met terrein aankocht. Tot die tijd werd dat gebruikt voor patiëntjes met tuberculose, kortweg t.b., een ziekte die toen gelukkig al steeds minder voorkwam. Zuster Schmidt zwaaide er vanaf 1956 als directrice de scepter, aanvankelijk over zo'n 24 kinderen met polio, voor verdere verzorging, onderwijs en revalidatie. Later groeide Charlotte-Oord uit tot een algemeen revalidatie-centrum (thans Revalidatiecentrum Leijpark). De plannen voor een tweede ziekenhuis in Tilburg, die al een tijd bestonden, werden versneld en leidden - in 1966 - tot de bouw van het Maria-Ziekenhuis aan de Dr. Deelenlaan (thans Tweesteden Ziekenhuis).
Ver van huis
Twee zusjes Bea (1952) en Hennie (1956) uit Waalwijk werden eind september opgenomen in Tilburg, ver weg van huis, ver van hun ouders en familie. Hennie was toen pas drie weken oud; hun zusje - de middelste in het gezin - bleef gespaard voor de ziekte. De twee anderen hadden allebei zware verlammingsverschijnselen. De zusjes bleven een half jaar in het ‘kinderverlammingscentrum' in Tilburg, dat met spoed achter het ziekenhuis in de tuin werd ingericht. De kinderartsen dokter Albers en Keijzer hadden daar elk hun eigen afdeling met ligboxen voor de patiëntjes. Verpleegkundigen, verzorgsters en technisch personeel moesten extra uren draaien in drie ploegendiensten. Speciale boxschorten droegen zij, met lange mouwen, tot aan de grond. Van andere afdelingen moest provisorisch apparatuur worden geleend, zoals poliomaten, Lundia-apparaten en schommelbedden. Op dat moment waren in er in het hele land ongeveer 5 of 7 ‘ijzeren longen', waarvan één in Tilburg.
Vaccinatie
De polio-epidemie van 1956 heeft invoering van de poliovaccinatie versneld. Schoolkinderen kregen vanaf 1957 hun ‘prikken', terwijl voor zuigelingen en kleuters vanaf dat jaar de DKTP-spuit landelijk werd ingevoerd. Van 1952 tot 1965 was in Tilburg de ‘Commissie van Overleg inzake de bestrijding van besmettelijke ziekten' werkzaam. De Entadministratie aan de Gasthuisring, bij de provinciale Vereniging Het Wit-Gele Kruis, had de handen vol aan de oproepen en administratieve afhandeling. Veel oudere schoolkinderen (9 en 10 jaar) kwamen eind jaren vijftig voor hun polio-spuit in schoolverband - met bussen vol - naar de GG en GD in de Schoolstraat.
Wachtlijsten
In 1956 werden een paar maanden lang operaties uitgesteld die niet urgent waren, zoals amandelen verwijderen. Dat betekende wel dat de wachtlijst groter en groter werd en eind december 676 mensen op de wachtlijst stonden. Die lijst zou in de loop der jaren overigens om uiteenlopende redenen steeds meer stijgen, tot bijvoorbeeld 1.200 in 1960.
Veel poliopatiëntjes bleven verlamd en het ziekenhuis kon hen niet ontslaan toen de epidemie voorbij was. De aangetaste zenuwcellen herstellen niet. Buitenzorg werd toen definitief de ‘Beademingsafdeling'. Eerst lagen er vooral kinderen, later kwamen er ook volwassenen die door andere ziekten (bv. tetanus of spierziekte) of door een ongeval hersenletsel hadden opgelopen.
Van de verpleegkundigen werd veel initiatief verwacht. Er zat bijvoorbeeld geen alarm op de beademingsapparatuur. ‘We plaatsten vlaggetjes op de balg van het apparaat. Zodoende konden we enkele kamers verder door de ruit zien, of de balg op en neer ging en de patiënt dus beademd werd', vertelde zuster Imeldi Jansen indertijd.
Pubers
Midden jaren zestig lagen er vier chronische patiënten, twee jongens en twee meisjes in Buitenzorg II. (het derde meisje overleed helaas al eerder). Zij zaten toen volop in de puberteit en haalden - voor zover mogelijk - ook kattenkwaad uit met bezoekers en verpleegkundigen in hun rolstoel mét beademingsapparatuur. Zuster Imeldi: ‘Een gewoon leven leidden deze pubers niet. Ze konden hoogstens genieten van de kruimeltjes van een gewoon leven. Een gemis dat soms tot psychische problemen leidde. Ik liet op de afdeling erg veel toe...'.
Aanvankelijk lagen zij met vier kinderen op één kamer, later met zijn tweëen. Pas jaren later kregen deze jonge mensen een eigen kamer, met de nodige privacy en stoelen voor bezoekende familie en vrienden.
Bea is zo'n leven in het ziekenhuis bespaard gebleven. Zij woonde en revalideerde tien jaar in Charlotte-Oord, waar de kinderen overigens slecht één week per jaar naar huis mochten op vakantie. Zus Hennie is een half jaar op Charlotte-Oord geweest, waaraan zij net als haar zus Bea goede herinneringen bewaard. In de periode 1960-1973 is zij voor verschillende operaties opgenomen in de Sint Maartenskliniek in Berg-en-Dal. Vijf keer in totaal. Alleenstaand en werkend op een notariskantoor stopt zij veel tijd en energie in de Tilburgse Zwemvereniging voor Gehandicapte Kinderen DIO. Al 25 jaar, eerst als secretaris, nu als penningmeester. DIO - ‘Door Inspanning Ontspanning' - een naam die veel zegt over de vereniging.
Wereldwijd
DIO Tilburg bestaat nog steeds, zij het nu voor een andere doelgroep. Veel polio-patiëntjes zijn er niet meer sinds in 1957 de landelijk vaccinatie tegen polio werd ingevoerd. Tenminste, in Nederland en West-Europa. Wereldwijd komt polio nog regelmatig voor in landen als India, Nigeria, Pakistan, Niger, Afghanistan, Egypte en Somalië. De laatste epidemie in Nederland was in 1992-1993 met 71 ingevallen. Op één na waren al deze patiënten niet ingeënt, waarbij geloofsovertuiging van de ouders vaak een rol speelt.
Integratie
Begin jaren zeventig organiseerde onder andere de Provinciale Stichting voor Revalidatie (gevestigd in Tilburg) integratieweken voor gehandicapte en niet-gehandicapte jongeren in Het Zilveren Schor in Arnemuiden. De groepen bestonden voor ongeveer de helft uit jonge mensen zo tussen de 16 en 30 jaar die uiteenlopende handicaps hadden zoals blindheid, spasticiteit, huidziekten e.d. Ook veel polio-patiënten uit de jaren vijftig waren daarbij, intussen jong-volwassenen.
Post-polio syndroom
In de jaren tachtig en negentig werd wetenschappelijk en medisch steeds meer bekend over het zogenaamde post-polio syndroom, PPS. Bij 25 tot 40 procent van de mensen, die in hun jeugd kinderverlamming kregen, ontwikkelt zich opnieuw spierzwakte, atrofie en vermoeidheid. Dat kan wel 15 tot 40 jaar ná de oorspronkelijke ziekte zijn. Dat geldt dus ook voor al die mensen die in de periode 1900-1955 polio kregen. Albert Heijn, de vroegere president-directeur van Ahold, is één van de bekende Nederlanders die lijden aan dit syndroom. Langzamerhand krijgen zij last van uiteenlopende klachten zoals:
- vermindering van uithoudingsvermogen
- ongewone en snelle vermoeidheid
- spier- en/of gewrichtspijn
- slecht verdragen van kou
- ademhalings- en/of slikproblemen.
Corrie uit Goirle kreeg als 17-jarige polio en mocht na elf maanden behandeling en beademing weer naar huis. Foto's van de afdeling herinneren haar weer aan die tijd: zo ziet zij daar Wim de Graaf (toen 21 jaar) trots in zijn militaire uniform in bed poseren aan de beademing. Regelmatig moest Corrie nog jaren terug voor revalidatie, oefeningen en controle, waarna haar leven weer min of meer zijn gewone gang ging. Tot zij rond haar 40ste steeds meer problemen kreeg met rug en benen, terwijl zij de laatste jaren ook beperkingen en verstijving van haar longen constateert bij inspanning.
Wetenschappelijk is nu bekend, dat dergelijke PPS-klachten voornamelijk worden veroorzaakt doordat zenuwtakjes, die na de polio werden gevormd en de verbinding van de spiervezels met het ruggemerg gedééltelijk herstelden, geleidelijk aan hun functie weer verliezen.
Tenslotte
Vijfenvijftig jaar na de laatste grote polio-epidemie zijn er dus nog steeds mensen die dagelijks te maken hebben met de gevolgen: als patiënt van het eerste uur, al dan niet gebonden aan rolstoel en beademingsapparatuur én als patiënt van een later tijdstip met PPS.
De polio-epidemie van 1956 was voor veel ziekenhuizen ook het begin van de zogenaamde ‘intensive care'. Vóór die tijd waren er geen afdelingen waar zó veel specialisten en verpleegkundigen zich zó intensief met één bepaalde groep patiënten of ziektebeelden bezighielden. Het Sint Elisabeth-Ziekenhuis in Tilburg organiseerde in 2006 een symposium voor medici en verpleegkundigen over ‘Vijftig Jaar Intensive Care'.
afb. 1 1958 Polio-patiëntjes Charlotte-Oord met op de voorgrond directrice zuster Schmidt .