- Datering van het verhaal: 1934-1960
Alles kwam uiteindelijk meer dan goed....
We volgen Co van Oosterwijk op zijn levenspad vanaf zijn jeugd tot aan zijn pensionering. Een leven vol variatie. We starten vanaf de lagere school.
De eerste klas van de lagere school doorliep hij gedeeltelijk in de parochie het Goirke. Tijdens de lagere schooltijd, oftewel gedurende zeven jaar lagere school is Co acht keer gewisseld van school, Toen zijn moeder ernstig ziek was en zijn vader gemobiliseerd was, was Huize Nazareth zijn tijdelijke thuis. Hij was toen tien jaar, zijn zusje van 12 en broertje van vijf waren tijdelijk ondergebracht bij "De Verlaten Kinderen" aan het Wilhelminapark, het latere Maria Goretti. Tijdelijk, was een periode van ruim twee jaar. In deze tijd is zijn moeder overleden en bezocht Co de lagere school aan de Oude Dijk. In 1939 is zijn vader hertrouwd en verhuisde het gezin kwam het gezin in Nuenen terecht en vervolgens weer in de Tilburgse Nieuwstraat. In de zevende klas kwam Co op het einde van het schooljaar tenslotte weer terug naar de Oude Dijk. Zijn vader verdiende de kost met brandhout, Co herinnert zich nog de grote eikenbalken uit gesloopte boederijen, die tot kleine blokken werden gezaagd in de tijd dat kolen schaars was . Eiken brandde veel langer dan ander hout. Co hielp zijn vader in de jaren 1940 1941 tot dat hij veertien jaar was. Co is ondanks de verschillende scholen nooit blijven zitten, een bewijs van zijn intelligentie...
Toen begon voor Co het zoeken naar juiste baan. Bij "Laborant" aan de Veldhovenring begon hij met verpakken surrogaat wasmiddel. Dit was achter in het lege magazijn van "Godefroy". De locatie waar achter het pand later bakkerij van Iersel was gevestigd (Naast de voormalige Ciroën garage van de Schoot). Hierna volgde de Banden-veterfabriek van Luyk op de hoek Schoolstraat/Bredaseweg. Hier werkte hij van zijn veertiende tot zijn zeventiende. Op enig moment leek de Triplex fabriek op de hoek Veestraat en interessante uitdaging voor Co. De ververij van de veterfabriek maakte plaats voor de lijmerij van deze fabriek.
In inmiddels 1944 kwam Co bij Catalonië terecht. De directeur werd aangesproken met de heer van Diessen. Hij beschrijft zijn werk al volgt: "Het roggestro kwam binnen met de halmen er nog aan. Ik pakte een bussel en legde die dan op de stikmachine. Met drie naden kettingsteken werd de bussel samengesteld. Hierna werden de halmen afgesneden en de strohulzen in een pers samengeperst, klaar voor verzending. Ik stond per stuk, ik verdiende toen negen gulden in de week. Hiervoor moest een groot aantal strohulzen worden gemaakt, hoeveel weet ik niet meer. In de fabriek waren Nederlanders aanwezig in Duitse dienst. Ze droegen groene uniformen, wij vonden dit best. Het was voor hen of dit of geen werk en geen inkomen. Ze liepen met de geweren in de aanslag rond. Hun belangrijkste taak om brand te voorkomen en in tweede instantie sabotage tegen te gaan. De Duitsers hadden de strohulzen nodig om o.a. hun wijnflessen en "Schnapps" breukvrij te kunnen transporteren. Ik was toen zeventien en had inmiddels een oproep voor de "Arbeitsdienst" keuring ontvangen. Maar zover is het niet gekomen. Tilburg was inmiddels bevrijd alvorens ik op de keuring moest verschijnen. Er was een duidelijk verschil tussen de"Arbeitseinsatz" en de "Arbeitsdienst". Voor de eerste moest je gedwongen voor de Duitsers gaan werken in Duitsland. Je werd bijvoorbeeld geplaatst bij de Krüpp in Essen. Hier maakte je dan staal voor o.a. de oorlogsindustrie. Bij de "Arbeitsdienst" werkte je ook verplicht voor de bezetter, maar dan in Nederland. Je moest bijvoorbeeld langs de Bredaseweg schuttersputten graven. Het zand moest dan weer op het vliegveld Gilze- Rijen dienen om de de gaten te dichten op o.a. de landingsbaan. In 1945 werd ik achttien en ik heb bij Catalonië ongeveer een half jaar gewerkt."
Uiteindelijk kwam Co, net als zoveel Tilburgers in de textiel terecht. George Dröge was zijn werkgever tot aan zijn militaire diensttijd.
Op zijn negentiende op 15 januari 1947 begon hij aan zijn militaire diensttijd, deze zou tot 10 januari 1950 duren. Maar Co had geluk, hij hoefde niet naar Indonesië. Hij kwam bij de luchtmacht en heeft gewerkt op alle vliegvelden met uitzondering van Twente. Na een lange tijd ingedeeld te zijn als wacht kwam hij uiteindelijk in aanmerking voor de opleiding tot parachutepakker. Een secuur werkje, het leven van de parachutist kon van een pakfout afhangen. In zijn dienstijd heeft hij zijn vrouw Willy Sparidans leren kennen, zij woonde in de Bisschop Zwijsenstraat. In 1948 trouwde het stel en kregen vijf kinderen. Na zijn militaire diensttijd ging Co weer werken bij George Dröge. In juni 1951 begon het echtpaar definitief als zelfstandige marktkooplieden in Tricotage (ondergoed). Omdat Co in ploegendienst werkte was de markthandel al gestart in 1950 in combinatie met zijn werk. Co had inmiddels zijn middenstanddiploma gehaald met een topscore. De tricotage werd in de loop van de tijd schorten. Die liet het echtpaar zelf maken bij thuiswerkers.
In het volgende verhaal vervolgen wij Co en zijn vrouw verder op hun levenspad.
Rien van der Heijden
Juli 2009
Werkgroep Theresia in de schijnwerpers
Met dank aan: Co van Oosterwijk
Bijlages:
Foto 1: Co op het vliegveld
Foto 2: Bij een bommenwerper (Co, vierde van rechts)
Foto 3: De parachutevouw loods op het vliegveld
Foto 4: Co met zijn collega's parachutevouwers (Co achterste rij , derde van links)
Foto 5: Persoonsbewijs 13 mei 1942