WERKEN (geen vies woord)

TILBURG OKTOBER 2010

Waarde lezer,

WERKEN……Ik heb het nooit een vies woord gevonden.

In dit geschrift wil ik (ten slotte) uit de doeken doen hoe mijn werkzaamheden verlopen zijn in de verschillende fasen van mijn leven.

Mijn eerste baas was mijn vader die een melkslijterij had.

Mijn tweede werkgever was een coöperatieve vereniging.

Daarna kwam de militaire dienst( waar ik al eerder een bundeltje over heb geschreven)

Na mijn demobilisatie werd Fhilips-Volt-Tilburg de plaats waar ik 17 jaar mijn boterham verdiende.

Ten slotte : De sociale werkplaats die de laatste 21 jaar mijn aandacht ten volle opeiste.

MIJN EERSTE BAAS.

Toen ik in Augustus 1940 de lagere school (op 13 jarige leeftijd) afmaakte was mijn vader blij dat hij

een knechtje kreeg dat voor het gezin van 9 personen de kost mee ging verdienen.

Het was nog steeds crisistijd en de slijterij die hij in 1938 was gestart kon een betaalde kracht

niet bekostigen. Er werd niet gevraagd aan mij: “Wil je doorleren jongen.” Nee, meteen in de “burrie”.

Zomer en winter bediende ik toen de klanten van mijn vader. Het hele dorp was ons werkterrein.

Het begon ’s morgens al om zeven uur als de melk en pap enzovoort werd aangevoerd.

Aanvankelijk werd een “bakfiets”als transportmiddel  gebruikt.

Na de eerste week kreeg ik van vader 1 gulden als loon voor mijn werk.

Die gulden gaf ik dan vol trots aan moeder die als tegenprestatie mij een dubbeltje “traktement”gaf.

In het begin van 1941 werden wij genoodzaakt de melkproducten te betrekken van “Sint Isidorus”

de melkleverancier in Udenhout. Vanaf die tijd moesten we elke dag met paard en wagen bij dag en douw

opstaan, paard voeren, inspannen, en dan op weg naar de Melkfabriek.

Over deze tijd alleen al, zou een aardig boekje te schrijven zijn. Vooral de oorlogsjaren hebben er flink

ingehakt. Wij zijn die tijd niet zonder kleerscheuren doorgekomen.

Het zag er naar uit dat ik in militaire dienst zou moeten.

De keuring voor soldaat was intussen al geweest en natuurlijk…

ik was een gezonde jongen…goedgekeurd, ook voor de tropen.

 Vader verwachtte dat en daarom adviseerde hij  mij om tot die tijd een andere  baan te zoeken.

Hij zei: Tot nu toe heb ik je altijd onder mijn hoede gehad…ga nu maar eens onder vreemde ogen je kostje verdienen, dat kan geen kwaad. En zo geschiedde.

De coöperatie  “Broederhulp U.A.”te Kaatsheuvel werd :

MIJN TWEEDE BAAS.

Ik werd daar aangenomen voor de functie van broodbezorger in mijn dorp Loon op Zand en een paar straten in Kaatsheuvel.

Tevens moest ik ook de kruideniersboodschappen voor mijn broodklanten

verzorgen. In die tijd was alles nog op de bon en dat was geen sinecure.

In mijn “melkloopbaan”had ik ook wel met bonnen te maken gehad doch dat waren “slechts”melk en boterbonnen.

Nu kwam daar nog van alles bij. B.V. Brood,suiker,koffie, meel,tabak,vlees en textiel.

Ook dat laatste artikel zat in het assortiment.

Er was een moordende concurrentie met de plaatselijke bakkerijen die hun klanten bevoordeelden met het niet zo nauw innemen van de broodbonnen.

Ik kon daar als knecht van een broodfabriek maar weinig tegenover stellen.

Het resulteerde ten slotte in het feit dat mijn baas me voor dit werk minder geschikt vond en me voor de nog resterende tijd” tot aan mijn aan te komen mil. dienstplicht” een andere baan aanbood in magazijn, bezorging en bakkerij.

Deze tijd heb ik dan ook tot beider genoegen vol gemaakt.

Op 1 Juli 1947 nam mijn militaire dienst een aanvang en eindigde einde 1949.

Ik was weer “burger”.

Over deze periode heb ik jaren geleden al een uitgebreid verslag gedaan.

Toen ik dus ambteloos( en ook werkeloos) burger geworden was kreeg ik van mijn ouders te verstaan

dat er in de melkhandel nog geen plaats was voor twee verdieners.

Te meer omdat na het afschaffen van de distributiebonnen van (bijna) alle producten, geen schaarste meer was.

Melk en andere zuivelproducten werden in winkels en supermarkten te koop aangeboden tegen prijzen waar de melkboer (die vroeger zijn vakdiploma van node had) niet aan kon tippen.

Mijn volgende baas werd al vlug gevonden en na een test ter plaatse heette die:

N.V.VOLT. te Tilburg.

Op deze fabriek, die een dochteronderneming van Philips was, bestond mijn werk hoofdzakelijk uit  het in elkaar zetten en produceren van allerlei onderdelen die in radio en T.V. toestellen gebruikt werden.

Er was toen in die tijd een enorme vraag naar deze producten na vier jaar oorlog.

Dit heb ik volgehouden tot eind 1959. Het jaar dat mijn vader in november dodelijk verongelukte.

Enige weken daarvoor had ik met mijn gezinnetje een nieuwe woning betrokken in de wijk “Het Zand” .

In deze tijd was er voor mij toch nog een dilemma. Als oudste de zaak (thuis) overnemen of niet.

Mijn vrouw had minder goede ervaringen in Loon op Zand waar onze eerste borelingen dood ter wereld kwamen en zij zelf er bijna het leven bij liet.

Nu was zij uit haar voormalige woonplaats niet meer weg te branden en dus liet ik haar wensen prevaleren en ging een jongere broer van mij in de “Melkhandel”.

Na overleg met mijn personeelschef ging ik van af die tijd de Philips school bezoeken die een opstap moest zijn voor promotie naar een andere meer betalende en mij meer passende functie.

Na twee jaar hard studeren en ploeteren haalde ik met goede cijfers het beoogde diploma en werd mij na zekere tijd de functie van onderbaas aangeboden.

Deze baan heb ik vervuld tot ieders genoegen tot eind 1966. Dat jaar was een slecht jaar voor de economie en dat was ook op Volt zeer voelbaar.

Als laatst aangestelde en kortst in functie zijnde onderbaas moest ik het veld ruimen.

Het werk dat me toen ( met behoud van salaris) aangeboden werd beviel me allerminst.

Na enige tijd solliciteren kwam ik terecht op de WEMIVA, de werkplaats voor minder validen.

MIJN LAATSTE BAAS. DE SOCIALE WERKPLAATS.

Op verjaarsfeestjes en partijtjes gaf mijn zwager Jan K. hoog op van zijn nieuwe baas waar hij na zijn spoorwegloopbaan sinds een half jaar in dienst was getreden.

Ik was eerlijk gezegd wel een beetje jaloers op hem maar misgunde hem zijn geluk niet. Dat zou voor mij ook wel eens iets kunnen zijn.

Op een avond toen ik van mijn werk thuiskwam attendeerde mijn vrouw me op de advertentie in onze krant dat op boven genoemde werkplaats een assistent werkmeester werd gevraagd.

Na amper tien minuten was mijn sollicitatie geschreven en geen kwartier later bij die werkplaats al in de brievenbus gedeponeerd.

Tot verbazing van mijn zwager die dit ook gelezen hebbende aan mij kwam melden en van mij hoorde dat ik er geen gras over had laten groeien.

Ik herinner me nog dat het naar mijn gevoel heel lang duurde voor ik een bevredigende uitslag kreeg.

Van de grote hoeveelheid sollicitanten bleef ik als enige kandidaat over.

Er waren echter nog enige zware hindernissen te nemen. Ik noem: Keuring door de bedrijfsarts

en een hele dag naar het Instituut van de Middenstand alwaar een  stoet ”logen” mij ten binnenste buiten mocht keren.

TEn slotte was het resultaat dat ik aangenomen werd.

En daar was het om begonnen.

 

Over de 21 jaren die ik daar gewerkt heb zou alleen al een boekje te schrijven zijn.

In het voorjaar van 1988 heb ik van die goede en minder goede mensen afscheid genomen.

Dit was ( in het kort) het werkzame leven van:

PIET VAN BEERS