Pofmouwtjes

“Wij hadden het niet breed thuis.  De textiel was in Nederland altijd een van de slechtst betaalde beroepen geweest. Daarom waren er ook zo veel thuiswerksters, stopsters en nopsters. Dat waren allemaal getrouwde vrouwen die op één of andere manier geld moesten verdienen om rond te komen. In veel gevallen, bijna deur voor deur kon je wel zeggen, vooral in die arbeiderswijken, was het moeder de vrouw die naast haar huishouden op z'n minst nog halve dagen met die stukstopperij zat. Daardoor werd natuurlijk wel de hoogste nood gelenigd, en ook om een beetje met de welvaart mee te kunnen lopen. Bij ons thuis kon dat niet, m'n moeder kon dat niet, dus waren wij veroordeeld tot alleen maar het inkomen van mijn vader. Dat voelden wij.

Eén voorbeeld, de Heilig Hart optocht. Die had je ieder jaar hier in Tilburg, ter ere van het Heilig Hart. Ik moest ook mee lopen, ik zat in dat Pius X koor, van de Pius X school in de Theresia parochie. We moesten mee met een korte donderblauwe broek aan en een wit overhemd. Het was hartje zomer, dus dat was geen bezwaar. Maar, bij ons thuis geen wit overhemd te vinden. Alleen een zijden bloesje van m'n zus, met pofmouwtjes. Kun je je dat voorstellen? Tien jaar oud en dan met  pofmouwtjes, een zijden bloes tussen al die witte overhemden gelopen! Ik ben naar de frater gegaan, frater Frederico, en gevraagd of ik misschien niet mee hoefde. ‘Tuurlijk ga je mee! Dan ga je maar in het midden lopen.’ Maar ondertussen liep je daar in 't midden natuurlijk extra op te vallen.

En dan liep er zo'n geitenbreier achter me. Als ik hem nu nog tegen zou komen, zou ik hem een klap op z'n gezicht willen verkopen. Dat manneke moest mij altijd hebben, omdat zij veel rijker waren als ik. Ik had gympies aan en daar was de achterkant van kapot, en toen ging hij expres uit de pas lopen om zo mijn gympies uit te kunnen trappen. Dat is een lijdensweg geweest, heel die Heilig Hart optocht. Op dat moment heb ik alles vervloekt wat er maar in de buurt was, omdat je er niets aan kon doen.

Mijn vader moet op een gegeven moment ook door de grond zijn gegaan. Want toen de melkboer door heel de straat gilde dat hij niet op tijd betaalde, dat hij op de zwarte lijst ging en zo, dat moest voor hem ook iets betekend hebben. Dat kan hij naar ons toe misschien verbloemd hebben, maar ik kan me niet voorstellen dat hij tevreden is geweest. En dat komt gewoon, denk ik, juist om die lage lonen, dat je als vrouw verplicht was om thuis mee te helpen, en dat mijn moeder dat niet kon, dat was dus gewoon …, zeg maar tot de bedelstaf terug gevallen. Hij moest gaan schooien bij de familie Mannaerts1 om een broek, of om een deken of zo.”

1Familie van fabrikanten. Mevrouw Mannaerts deed veel aan liefdadigheid.

Verteld omstreeks 1979

 

Navertellingen uit de textiel

In de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw hebben collega’s en ik vele tientallen arbeiders uit de textiel, vrouwen en mannen, geïnterviewd. Die interviews zijn gebruikt voor verschillende publicaties over de geschiedenis van de ondergang van de Tilburgse textielindustrie, en de gevolgen daarvan voor de gewone mens. Ze bevatten ook veel verhalen over het gewone leven. Ik heb een aantal daarvan naverteld.

Lou Keune