Jan van der Pennen - Bijna dertig jaar bij het spoor

Fotonummer 037040

Als er iemand bekend is met het uitgebreide gebouwencomplex waarin de werkplaats van de spoorwegen gevestigd was in de jaren tachtig en negentig van de 20e eeuw is het Jan van der Pennen (1946).


‘Ik ben geboren in 1946 en ben in februari 1970 bij het spoor gaan werken. Ik werkte bij Van Dooren & Dams en zag het steeds slechter gaan in de textiel. Bij de werkplaats hadden ze volk nodig. Ze vroegen ‘hoe handig ben je’ en je moest dan zeggen dat je ‘alles kon’. Anders liep je het risico dat je eerste werk bestond uit vegen en opruimen. Mij plaatsten ze in de ‘apparaten’. Dankzij collega’s daar kreeg ik steeds beter in de gaten wat de bedoeling was. Ik heb daar een kleine tien jaar gewerkt.’


‘Omdat ik apparaten op moest halen en wegbrengen voor de revisie of reparatie kwam ik in die jaren al overal op de werkplaats. Chasseur heette dat baantje. Op een bepaald moment kwam Van Weereld (een van de chefs – HvD) vragen of ik bij kon springen als hulpportier. Dat heb ik een tijdje gedaan en daarna ben ik vast als portier gaan werken. ‘Ge hoeft dan niet meer met je handen te werken’, werd me verteld.‘
Het moment om duidelijk te maken wat een portier bij de werkplaats van de Spoorwegen geacht werd te doen. ’Ontvangen van bezoekers en leveranciers was wel het minste. Ook had je altijd mensen die te laat waren. We hadden bij ons de telefooncentrale. Verder bedienden wij vanuit de portiersloge de centrale geluidsinstallatie voor omroepberichten, oproepen en muziek.’


‘Overdag en ‘s avonds waren er twee portiers en deden we tussen 7 en 11 uur drie rondes. ’s nachts (na 23 uur) was je alleen en liep je er ook drie. Op diverse plaatsen moest je met een sleutel een melding doen bij een controletoestel. Controle in de gebouwen, vooral bedoeld voor de veiligheid: stonden apparaten af, was er ergens iets mis, was er wateroverlast. Dat soort zaken. Je moest dan de storingsdienst bellen. Bedenk: er was nog geen mobiele telefoon en meer dan een ‘scherpe zakdoek’ had ik niet. En het was in het halfdonker uitkijken geblazen. Door dit werk kende ik de werkplaats op mijn duimpje. Nee, niet de nummers die ze nu hanteren, maar de namen van de gebouwen: proefstand, motorenafdeling, apparaten, bankwerkerij, locloods, wielendraaierij.
In 1994 ging van der Pennen over naar NS beveiligingsservice. In 1999 werd de portierstaken uitbesteed. Vanaf dat moment kon Jan zich wijden aan zijn vele hobby’s.

Anecdote 1: Bij het spoor bestond de hardnekkige gewoonte om ‘wat materiaal’ dat je thuis nodig had mee te nemen. Feitelijk werd dat door de bazen wel door de vingers gezien. In het weekeinde mocht je gereedschap meenemen waarvoor je een bon moest aftekenen. Op maandagmorgen diende dat weer terug te zijn. Maar sommigen maakten het te bont.  Zo dacht er eens iemand met staven ijzer van 6 meter lang de poort uit te gaan. Dat kon natuurlijk niet.


Anecdote 2: Toen er nog geen hekken om de werkplaats stonden was het vrij eenvoudig om ’s nachts het terrein op te komen. Er waren ook nachtbrakers die ergens in een van de rijtuigen de nacht doorbrachten.  Die moest je dan van het terrein afsturen of de politie waarschuwen. Vooral met drugsverslaafden was dat soms wel link. Slaan of vasthouden mocht niet. Maar ja het is weleens gebeurd dat ik een inbreker met een staaf ijzer heb geraakt. Met de politie sprak je dan af dat hij gevallen was.

 

Tilburg Wiki

Ontdek de Spoorzone

Tekst en interview Henk van Doremalen