Woutje pesten en nog meer...

Na schooltijd en op woensdagmiddag zochten wij zelf wel uit waar we ons mee bezighielden. Ik heb het dan over de jaren rond 1940. Buiten spelen hield niet in dat we de hele dag maar wat rondhingen. Wij gingen met een flinke groep uit de buurt bijvoorbeeld het buitengebied in Noord in, waar toen hier en daar een huis of boerderij stond. Zonder duur speelgoed of sportspullen en hoogstens een oude voetbal die bij SET of RKTVV was afgekeurd, trokken we bos en hei in. Zo deden we ook aan 'vlagveroveren'. Er werden twee groepen gemaakt die elk een stuk bos kregen toegewezen. Na dit te hebben gemarkeerd met touw en takkenbossen werden er schuilhutten gebouwd. En er werden barricades opgeworpen van takken, stammen en ander op te scharrelen spul. In de twee gebieden werd, liefst in een hoge boom, een grote gekleurde lap opgehangen. Daarna gingen de minilegers elkaar te lijf met zelfgemaakte houten sabels en stokken, waarvan de bast soms kunstig was bewerkt. Het was de bedoeling zoveel mogelijk wapens te veroveren en vooral de 'vlag'van de tegenpartij in bezit te krijgen. Als onder indianengeluiden de strijd gestreden was moest er soms een EHBOer aan te pas komen, maar dat was te luxe. We waren verdorie geen watjes. De schrammen, blauwe plekken en bulten opgelopen bij de zwaardgevechten, zouden na enkele dagen vanzelf weer verdwijnen. We aten onze meegenomen boterhammen met kaas of peperkoek op en haalden onze flessen met leidingwater uit de slootkant, waar we die hadden opgelagen om fris te houden. Limonade? Dat was er in die tijd alleen op hoge feestdagen.

Ook werd er veel gedaan aan wat heette 'landveroveren' op de vierkante meter. En spellekes as 'proemke tikke', 'mitje steke'en 'mesjepik''. Dan was er in onze straat 'lier, lier, kermelier'. Voor onze tijd tamelijk 'gewaagd' omdat we dat samen deden met meiden . Het was simpel en kostte niks, want dat moest in die tijd. Een onbeperkt aantal jongens en meisjes kon deelnemen aan de gezelligheid. Het was altijd op zomeravond en veilig in een straat waar maar 2 of 3 auto's per dag reden. En de bewoners die veelal buiten op stoelen of bankjes zaten vonden het wel gezellig vertoon. De deelnemers verdelen zich in twee groepen in een rij op straatbreedte. De twee rijen bijna met de neuzen tegen elkaar. De 'leider'geeft een signaal waarna een rij in beweging komt. Gearmd achteruitlopend onder het zingen van het schone lied: Lier, lier, kermelier, zet je potje hier(3x). Sta stil, nu de andere rij. Die zingt , hoe verzin je het, Laar, laar, kermelaar, zet je potje daar(3x). Naarmate de groepen verder uit elkaar waren, begonnen ze steeds harder te zingen.Zo verder bij toerbeurt tot aan de twee straateinden. En weer, nu vooruitlopend, tot het startpunt. Tot iedereen moe was.Wat daar nou zo lollig aan is? Nou ga het zelf maar eens proberen!!

En wat zou je zeggen van lekker zwemmen in het Wilhelminakanaal. Bijna iedereen die zwemmenn kon had het daar geleerd. Officieel was het verboden, maar wij waren niet zo bang. En ook bijna iedereen zwom in zijn onderbroek. Maar wel uitkijken voor de wouten. De overige kleding werd in een bundeltje opgeborgen langs de slootkant. Om beurten moest er iemand opletten of er politie in zicht kwam. Als dat zo was klonk er een fuitsignaal. Als de wiedeweerga zwom dan iedereen naar de kant van het kanaal waar de kleren NIET lagen. De agenten tuinden er in en sprintte op hun dienstfiets de brug over en die kant op. Als wij inschatte dat zij op de goede afstand waren keerden wij snel om en koerste regelrecht naar de plek waar onze kloffies lagen verborgen. Je kunt het al raden, voordat de mannen van hermandad door hadden wat er loos was, waren wij al spoorloos in de nabijgelegen roggevelden....

Enne, is de jeugd van tegenwoordig ook zo gauw tevreden vraag ik u... Zo waren er nog veel meer vrijetijdsbezighedenen geld kwam er niet aan te pas. Wij vroegen ons nooit af 'wat zullen we nu weer eens gaan doen". Bijna altijd ging het om groepsaktiviteiten en , ofschoon er van tijd tot tijd wel sprake was van rivaliteit, opstootjes en ruzietjes, het ging nooit over religie, kleur of ras. Eerlijkheidshalve; het aantal allochtonen, zoals dat tegenwoordig heet, stond niet in verhouding met later in de 20e eeuw.

Buiten spelen is van alle tijden. Het heeft ons mede gevormd tot de mensen die we nu zijn, met alles wat we leerden op school en thuis, op straat en in de natuur. Zoals de omgang met anderen, te genieten van overwinningen ,  verlies te accepteren en te verwerken en, voor wie dat wil en kan, ons sportief te ontwikkelen.....