De krant op 28 januari 1946

Trouwfoto Willem van Mierlo en Tinyvan den broek

Op 28 januari 1946, na het overlijden van ons moeder, trouwde onze Pa met Tiny, die hij via een advertentie -hij was  op zoek naar een huishoudster die voor ons kon zorgen- had leren kennen.

Ik ben in het  Nieuwsblad van het Zuiden van die dag gaan kijken wat er zoal geschreven werd.

Zoals een artikeltje over het ontploffen van een kachel bij Dhr. v.d. K. in de Berkdijksschestraat,  waarbij zijn hand werd verbrijzeld.

Ontploffing in kachel

Bij een ontploffing: van de kachel in de Berkdijkschestraat 151 werd v. d. K. zijn linkerhand verbrijzeld. Hij moest naar het Ziekenhuis worden overgebracht.

Daarnaast stonden er  onder de rubriek “ WAAROVER ONZE LEZERS KLAGEN ” een aantal ingezonden brieven waarvan de inhoud  aangeeft hoe de mensen in die tijd met de dingen omgingen.

Zo is daar de verstokte pijproker die klaagt dat zijn rantsoen van 40 gram pijptabak in geen verhouding staat met het rantsoen van 20 sigaretten of cigarillos (kleine sigaartjes ook wel spriet genaamd), dat volgens hem veel meer rookgenot geeft.

OVER ROOKTABAK 
Een lezer schrijft ons:
Zou het inderdaad met de groote voorraad shag en rooktabak niet de eenige weg wezen om het rantsoen voor rooktabak te verhoogen. Voor iemand die uitsluitend een pijp rookt is 40 gram rooktabak te weinig tegenover 40 cigaretten of 20 cigarillos. Iedereen vraagt om sigaretten, deze zijn ook gemakkelijk te ruilen voor Belgische shag zoodat dan de pijprookers over heel wat meer tabak beschikken als 40 gr. Ik geloof niet, als er meer pijpen komen, zooals uw blad onlangs schreef, de afname van tabak grooter zal worden. Men zou het rantsoen kunnen verhoog«n door de eene week 40 en de volgende week 80 gram beschikbaar te stellen. En wat heeft het protest van de winkeliers voor verbetering gebracht.

Ook is er een schoenmaker die zijn verontrusting uitspreekt over het bericht in de krant dat de rubberhakken van de bon af zijn, terwijl de schoenmakers er geen enkele in voorraad hebben. Had dan toch gewacht met dit bericht totdat wij bevoorraad waren, is zijn klacht. Nu moet hij voortdurend nee verkopen, terwijl “het toch in de krant stond”.

RUBBERHAKKEN
Een schoenmaker uit Goirle las het bericht, dat rubberhakken, van 22 Januari af zonder bon zijn.
Nu, zegt hij, vragen wij schoenmakers ons af: Hoe komt men er op om. terwijl geen enkele schoenmaker nog dit artikel in voorraad heeft, dergelijke berichten te laten publiceeren ? Het geeft ons weer een hoop last, daar wij het publiek weer moeten teleurstellen. Men zegt, het staat tóch in de kranten. Maar kunnen wij daarvan het publiek een rubberhak zetten?
Waarom wacht men niet tot eerst alle schoenmakers zijn bevoorraad. Het bespaarde ons heel wat last in onze toch al zoo druk bezette bezigheden. Het gaat ons schoenmakersverstand te boven, dat men steeds maar weer- alles mooier voor wil stellen dan de werkelijkheid is.  Wat koopen we daarvoor?

En dan die vrouw van een militair die ineens tweehonderd gulden meer kreeg, niet wetende dat dit een voorschot was en dat nu met vijftig gulden per maand moet terugbetalen, terwijl, zo schrijft ze, “er niet om gevraagd heeft”.

SOLDATENVROUWEN
Een lezeres schrijft ons: 
Zou het niet mogelijk zijn dat de soldatenvrouwen het salaris van hun man hier in Tilburg alle weken konden afhalen net als voor den oorlog. Nu is het hopeloos, wij leven van den eenen dag in den anderen. Toen mijn man in dienst ging, had ik een paar maanden geen geld gehad en toen waren ze zoo leuk 200 gulden te veel te geven.
Nu krijg ik het salaris de 20e, 24e 25e van de maand enz. men weet nooit wanneer. En ik moet alle maanden 50 gulden terug betalen van dat voorschot zooals ze schrijven. Ik had er niet om gevraagd. Ik kreeg in 2 weken 450 gulden het salaris dat er nog stond en 200 gulden extra. Hadden ze te veel in kas? Soms krijg ik nu 100 gulden per maand en ik moet 150 gulden beuren. Men vraagt niets, men mag kalm afwachten, gaan wij informeeren, dan zegt men: dat doen ze in Den Haag. Ik moet maar afwachten wat ik krijg en wanneer men het stuurt. Ik noem dit geen regeling en als het anders ging zouden we dankbaar zijn.

Vroeger hadden de meeste mensen geen douche in huis. Wie kent er niet de verhalen van ouderen zoals ik, die vertellen over de teil waarin we één keer per week in bad moesten, en dan liefst een aantal kinderen per teil, want warm water moest er zelf gemaakt worden op het gas of op de plattebuiskachel.
Wat groter gegroeid, was er dan het badhuis, 20 minuten per persoon inclusief uit- en aankleden, ik meen dat het een kwartje kostte. Vooral op zaterdag was het er erg druk.
Vlak na de bevrijding speelde ook nog mee dat vanuit Tilburg de bevoorrading van de fronttroepen plaatsvond en er erg veel militairen in de stad gelegerd waren die ook van de badhuizen gebruik maakten.
Hierover klaagt een medewerker van de NS, (ik denk van de Centrale Werkplaats) omdat hij op zaterdag zolang moet wachten. Hij vraagt zich af waarom al die mensen die best op een andere dag kunnen, persé  op zaterdag naar het badhuis moeten.

BADHUISBEZOEK
De Badhuisbezoeker heeft nog z’n bezwaren en schrijft om.:
Zooals reeds medegedeeld ben ik werkzaam bij de Ned. Spoorwegen en leent de Zaterdag zich voor ons het best om een verfrisschend bad te nemen, Het ware m.i. dan ook onder het oog te zien een betere regeling te treffen, b.v. op Zaterdag voor de arbeidende bevolking, die in de week geen gelegenheid heeft om *s morgens maar even van het werk weg te loopen om een kaartje te halen om 's middags naar het badhuis te kunnen gaan. In verband met deze aangelegenheid zou ik de gemeente-instanties in overleg willen geven te bevorderen dat het badhuis aan de Pr. Julianastraat wederom voor het publiek open wordt gesteld.
Het leger Is nu grootendeels afgevloeid en het komt mij voor, dat het „restant" in de week meer tijd heeft om een bad te nemen dan een arbeider, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat moet werken. 
Met enkele dagen vrijmaking in de week van dit badhuis, waarin b.v. ook de Zaterdag zou de bevolking reeds zeer veel gebaat zijn. Ik moge verbetering van den bestaanden toestand dan ook in ernstige overweging geven.

Wat ik niet helemaal kon thuisbrengen was een klaagbrief van een vader over zijn militaire zoon, die was gelegerd in Malakka, tegenwoordig een deel van Maleisië, maar toen nog in handen van de Britten.
Wat deed een Nederlands militair daar? Was het wellicht een vredesmissie onder Brits bevel?  Geschiedschrijvers kunnen het misschien vertellen. Dat deze soldaat niet dezelfde privileges had dan bijv. de Stoottroepen in Indonesië moge duidelijk zijn. Maar of de Nederlandse regering ook voor beter weer kon zorgen, durf ik te betwijfelen.

IN MALAKKA.
Een vader zendt ons ter inzage 'n brief van zijn zoon die bij de Infanterie te Ipch in Malakka dient. Deze heeft veel klachten. Er is geen radio, er zijn geen kranten, totaal niets voor ontspanning. Wat de sigaretten en andere rantsoenen betreft is het slecht ( tot nu toe, schrijft hij, 7 sigaretten per dag), die al een paar dagen niet meer kwamen.
Het weer is de laatste dagen ook slecht. Hij noemt het alles bijna hopeloos. Verder klagen de jongens, dat zij geen schrijfpapier hebben.
De vader van den briefschrijver vraagt: Kan nu naar die militairen niets gestuurd worden? Zijn deze jongens niet net zoo goed als de Stoottroepen of de Jagers; zo geven zich toch voor de goede zaak als vaderlander, is onze regeering er zelf dan niet van doordrongen, dat zij voor onze jongens MOET zorgen, wil zij goede soldaten of een goed leger hebben?

Henk van Mierlo

Nuenen

 

Foto’s het badhuis aan de Julianastraat van het RAT en Wim en Tiny op hun trouwdag.

Media