Op de fiets naar de Hasseltse Kapel

 

We zouden naar de kapel gaan.  Natuurlijk om de rozenkrans te bidden en ondertussen rond te kijken wie er allemaal wel niet kwam bidden.

Maar bovenal voor de snoepkraam.  Niets menselijks is ons vreemd.

We hadden alle heiligen die we kennen, van het kruisbeeld gebeden en ook de allerlaatste afgod van het huidige decennium aangeroepen: De heilige “Goegel”.

Deze laatste heilige kunnen we dag en nacht raadplegen en digitaal vragen of Hij/Zij voor beter weer kan zorgen. Want wat is het een slecht weer momenteel.

Een nieuw werkwoord is inmiddels ontstaan: Tregenen.

Het tregent, het tregende, het geeft geregend enz.

De zusters Clarissen zijn momenteel in ondertal en zeker niet meer blij met de traditionele worst om ons daarmee van goed weer te verzekeren.

Dat is verleden tijd en alleen met Carnaval geldig.

De heilige “Goegel” komt dus van pas en laat ons op haar heilige pagina naar “Buienradar” zoeken.  Zoeken naar droog weer, daar waar het niet tregent.

De heilige “Goegel” laat de verwachte regenbuien over het kijkscherm van het digitaal missaal of wel het digitale kerkboek schuiven en daarmee kunnen wij bepalen of het te doen is.

Want een lekkere leksteel, een brok kattespouw of zo’n heuse reuzegrote spek, daar klim je graag voor op de fiets, zeker als het droog is. 

En wat te denken van:

Stroopsoldaatjes, nougat, schuimbrokken, vingersalminak, sjepdrop om te rösselen, kaneelbrokken, jodenvet, zuurtjes, duimdrop, wijnbollen etc. dat netjes gerangschikt op een met wapperend plastic overdekte snoepkraam op devote kinderhandjes ligt te wachten.

Niet alleen kinderen maar ook hun ouders en grootouders kunnen er wat van.

Bij het bidkapelletje aangekomen treffen we een maagdelijk schoon plantsoenpleintje met zitbankjes die bezet zijn met snoepende keuvelende mensen.

Zij hebben hun kaarsjes al opgestoken en hun intenties bij het heilige beeld achtergelaten.

“Snel naar binnen, 'tregent”  Gebad moeder.

 

Het was niet druk en de voorste stoelen werden in bezit genomen.

Vlakbij de kaarsendozen en de offerblok, zocht moeder een plek.

Een warme kaarswalm komt ons tegemoet. Als je goed luisterde werd er hardop gebeden. Dan maar even rondkijken. 

“Wat betekenen die zilveren plaatjes toch allemaal?”  Dat zullen we straks vragen.

De kinderen zaten terwijl het ‘rozenhoedje’ door de voorbidster afgeraffeld werd, te berekenen hoeveel snoep ze konden kopen van het geld van opa en oma.

Een beleefd knikje naar links van moeder en een knipoog van vader naar rechts gaf aan dat we onder bekenden waren.

“Sst, niet zo hard en heb toch geduld” siste moeder.

Wat een beproeving ! Eindelijk mogen we “eruit”, waren de kinderen blij. Hun geduld was hevig op de proef gesteld en zou nu beloond gaan worden.

“Dag mevrouw van Hasselt, ook in de Kapel?” begon oma een lang gesprek met deze mevrouw. Er was intussen veel gebeurd volgens de dames.

Alles kwam in het beleefde gesprekje voorbij en de snoepkraam moest maar even wachten. Dan maar bij opa aanklampen.

Een vette knipoog deed hem naar de portemonnee zoeken.

En jawel hoor,het begon te tregenen. 

Onder het dekzeil van de snoepkraam was het goed schuilen.  

“In het Kapelletje gaan we niet”, vond opa.

Het geld was in no time besteed en een zakje nougat kon er voor oma natuurlijk best van af.

Voor een langer verblijf werd unaniem niet gekozen en het gezelschap maakte aanstalten.

Op zijn draagbare afgod, de I-Pod, nu een I-God, kunnen we gelukkig zien waar het tregent.

Het viel mee en het gezelschap klom opnieuw op de fiets.

De een met de hand in het plastic zakje, zoekend naar een brok nougat en in de andere, likkend aan de leksteel, zwalkte het gezelschap loshandig fietsend richting “thuis”

 

Gelukkig tregende het niet meer volgens de I-God.

 

                                                        Geert van Nunen.