Pa is duivenmelker (I)

  • Datering van het verhaal: jaren zestig

Al in mijn vroegste herinneringen komt de duivensport voor. Pa was duivenmelker en dat hebben we geweten ook. Vele malen per dag dook hij in zijn grijze of beige stofjas de duivenkooi in om de beestjes van eten ("voejer") en drinken te voorzien. Hij liet ook een paar keer per dag de duiven rond het huis vliegen om ze de vleugels eens te laten strekken. Bij het naar binnen roepen gebruikte hij dan altijd de volgende meestal succesvolle "lokroep": " Kom dan, kom, kom, kom, kom dan gauw..", gevolgd door een fluitriedeltje. De gevleugelde vrienden werden ook dagelijks onderworpen aan een inspectie om vast te stellen of de conditie goed genoeg was om ze in het weekend voor de prijzen te laten vliegen. Hij keek ze dan vakkundig in de ogen, de vleugels werden eens uitgespreid en de pennen mooi gladgestreken. De donsveertjes op de borst werden opzij geblazen om de huid te kunnen beoordelen. Volgens mij zag die er altijd hetzelfde, wat rose van kleur uit maar hij zal er wel meer in hebben gezien.

Een vervelend karweitje voor de melker was "de kooi krabben". Aan het eind van de dag was de houten vloer bezaaid met duivenstrontjes die dan met een soort metselaarsgereedschap werden weggeschaafd. Gelukkig waren de uitwerpselen vrij reukloos en kunnen vogels poepen en plassen in één keer.

De beestjes waren gemerkt met ringen en bijbehorende nummers maar werden ook vaak aangeduid met namen die naar het patroon van het verenkleed verwezen. Zo kwam je o.a. een "blauwe" tegen die er dan vrij egaal grijsblauw uitzag, de meest voorkomende soort. Een "schòllie" had een dakpansgewijs (schalie) verenpatroon, een "tiegerse" een tijgerachtig motief, een "rôoje" vond ik zelf altijd een bruine, een "bontje" had van alles wat en de "witpèn"......... u raadt het al!

Op vrijdag of zaterdag moesten de duiven worden ingemand voor de weekendvlucht die meestal op zondag plaatsvond. De inmandlokalen waren feitelijk cafézaaltjes waar ruimte werd gemaakt om de duivenmanden te verzamelen, de poulelijsten (gokbrieven) in te leveren en de constateurs (duivenklokken) uit te stallen. Pa was in de jaren zestig lid van "Tilburg Vooruit" dat toen thuis was bij de kroeg van Lieske en Jaon op de hoek van de Koestraat en de Hoefakkerstraat (nu het oranje café). Vervolgens ging het naar "den Bròk", officieel "La Vigne", op de hoek van de Molenstraat en de Noord-Besterdstraat en later in de jaren zeventig "'t Schipperke", nu Kaffee Lambiek, aan het Wilhelminapark. Als kind was het altijd een klein uitstapje om 's-namiddags mee te gaan inmanden want er zat altijd wel een glas limonade aan vast dat je thuis rond dat tijdstip nog niet kreeg. En ook interessant natuurlijk om de stoere verhalen in het "duivenmelkerslatijn" aan te horen.

Na de wedstrijdvlucht werd de tocht naar het café nog eens gemaakt om de constateurs in te leveren. In die duivenklokken moesten bij aankomst de gummiringetjes van de wedstrijdduiven worden gestoken en werd op een smal rolletje papier de tijd afgedrukt. Pa bleef meestal wel enige tijd hangen ("plèkke") in het café omdat daar eigenlijk altijd wel aanleiding voor was. Als hij goed in de prijzen had gevlogen moest dat worden gevierd en als het was misgelopen ("er onderdeur speule") dan moest de teleurstelling worden weggespoeld. En anders was er wel een ander die iets weg te geven had....

Tilburg Wiki