Indië-gangers (7) - de terugkeer

  • Datering van de gebeurtenis: 1945 - 1950

Ik begon deze (beperkte) reeks verhalen over 'Indië-gangers' een aantal weken geleden met het (gedwongen) verblijf van mijn twee oudste broers in Nederlands (Oost-) Indië in de naoorlogse jaren 1945-1950.

'Gedwongen', omdat zij daar immers zaten op grond hun dienstplicht. Ze hadden namelijk de 'pech' dat ze destijds omstreeks twintig jaar oud waren en de Nederlandse regering in 1945 besloten had om de zogenoemde 'rebellen' in onze voormalige kolonie, Nederlands-Indië, die streefden naar onafhankelijkheid, eens flink 'aan te pakken'. Ruim 100.000 Nederlandse soldaten werden destijds 'uitgezonden', waaronder minstens 1000 Tilburgers.

Een van mijn (volle) neven, te weten Frans van Iersel, kwam daarbij zelfs om het leven. Hij was een van de ruim 6000 Nederlandse militairen die er zogenaamd 'voor de goede zaak' sneuvelden. Pas eind 1949 erkende Nederland, zij het met tegenzin, de onafhankelijkheid van Indonesië.

Voorts verhaalde ik over hoe het intussen het thuisfront in Tilburg verging en over de wederzijdse radiogroeten in die jaren, alsmede over het Indië-monument, dat tien jaar geleden in Tilburg werd geplaatst. Gelukkig keerden de meeste Tilburgse 'jongens', zoals ook mijn twee broers, na enkele jaren, gezond en wel weer terug. Daarover wil ik in deze bijdrage nog verhalen.

Met grote troepentransportschepen met namen als de Groote Beer, Zuiderkruis, Volendam, Willem Ruys, Johan van Oldenbarnevelt e.a. waren ze ernaar toe gereisd en zo kwamen ze na jaren ook weer terug. Vier à vijf weken duurde zo'n reis. En eenmaal weer terug in Nederland, meestal met aankomst in Rotterdam of Amsterdam, stond er niemand op hen te wachten, behalve een aantal bussen, die hen naar huis zouden brengen.

Zo verging het ook mijn twee broers in 1950, onze Walter en onze Ad. Ze kregen nog zes weken 'doorbetaald' (een gulden per dag) en een treinkaart voor zes weken vrij-reizen, om (oud)kameraden elders in Nederland te kunnen opzoeken, als ze daar behoefte aan hadden.

Maar daarna was het "Schluss", geen verdere begeleiding of nazorg. 'Men wist niet beter .....' Er werd nauwelijks nog over Indië gesproken. Ze hadden hun dienstplicht vervuld en daarmee leek het "basta". Intussen moest wel worden geprobeerd zo gauw mogelijk weer aan het werk te komen, in de eerste plaats bij de werkgever waar ze in dienst waren vóórdat ze naar Indië moesten.

De ontvangst thuis was feestelijker. De buurt had met slingers en vlaggen de straat en de voorgevel van ons huis versierd en in de weken daarvoor was er huis-aan-huis gecollecteerd om met behulp van vele stuivers, dubbeltjes en kwartjes genoeg geld in te zamelen voor een (tweedehands) fiets. Er kwam zelfs een harmonie langs om een aubade te brengen!

Wat waren ze blij en wij thuis natuurlijk ook! Bijgaand een paar fotootjes uit ons eigen familie-archief om een en ander te illustreren. Op afb. 4 (alsook 5) sta ikzelf ook nog (helemaal in het midden) met ons hele gezin bij de terugkeer van onze Ad, voor ons huis in de Minister van Sonstraat. Onze Ad op de voorgrond. Ik was toen elf jaar.

Louis Sparidans, Grave

Afb. 1 Aankomst van de bus uit de richting van de Sasse van Ysseltstraat (Theresiaplein)

Afb. 2 Weerzien van onze Walter (voor het eerst na 2½ jaar) met zijn verloofde Fien van Weert

Afb. 3 Onze Ad stapt uit de bus

Afb. 4 Ons gezin (met aanhang) voor ons huis

Afb. 5 Idem (zonder aanhang). Vandaag-de-dag zijn we nog met vieren over.

Afb. 6 De buurt 'in de weer' met de versiering van ons huis