Nozems op d'n Heuvel 2

  • Datering van de gebeurtenis: vijftiger jaren 20e eeuw

Eigenlijk gaat het boek van Mark van den Heuvel “Nozems op de Heuvel, tieners in de soos” niet zozeer over het verschijnsel “nozem” als wel over de problemen van het toenmalige gezag (Overheid, Kerk en werkgevers) om de jeugd na de oorlog weer in het gareel te krijgen én te houden.

Om kort de situatie te schetsen:
Na de bevrijding van Tilburg in oktober 1944 werd de stad door het militair gezag gebruikt als doorvoerplaats naar de frontgebieden. Dat betekende dat veel geallieerde militairen gelegerd bleven in Tilburg -of op verlof kwamen van het front- en contacten kregen met de Tilburgse bevolking, soms tot angst van de overheden, met name als het ging over de eerbaarheid van de meisjes. In de krant werd dan ook regelmatig gewaarschuwd met termen als “Verloren eer keert nimmer weer”en “De toekomst van het Nederland hangt af van de eerbaarheid der Nederlandse vrouw”. (Afb. 1 en 2)

Bovendien waren sommige geallieerden er ook niet vies van om de Zwarte Handel een zetje te geven met de verkoop van overgebleven (of gestolen) militaire rantsoenen en goederen.

Ook de bioscoop speelde -tv was er nog niet- een grote rol in het dagelijks leven van de jeugd, die soms al lang van tevoren voor de kassa stonden en de bioscoophallen “onveilig” maakten.

Er was daarenboven een grote groei in winkel- of wilde bibliotheken, die “ongecensureerde” boeken en lectuur uitleenden waarop de richtlijnen voor de RK-bibliotheken werden toegepast en dus als gevaarlijk voor de geestelijke volksgezondheid werden bestempeld.

Dit had tot gevolg dat er een comité voor Maatschappelijke Wederopbouw werd opgericht dat zich via de geestelijke overheid tot de Tilburgers wendde; de zondag voor Kerstmis 1944 werd in alle kerken een “waarschuwend woord” aan de jonge vrouwen gericht om zich vooral niet met de geallieerde soldaten in te laten. Aan de ouders werd gevraagd hun dochters thuis te houden en zeker niet over de straat te laten slenteren.

In 1948 werd geconstateerd dat er van échte excessen geen sprake was, alleen tijdens de vakantieperiode werd de rust verstoord door schaars geklede meisjes en vrouwen die op doortocht waren naar hun vakantiebestemming. Ook stoorde men zich aan de slechts in korte broek geklede jongemannen die langs kwamen fietsen.

Met deze moraliteit was het vanzelfsprekend dat het gemengd zwemmen taboe was omdat dit “zonder de minste twijfel een naaste gelegenheid tot zonde” was. Het duurde nog, ik schreef het al eerder, tot ver in de vijftig voor dit verbod geheel verdween.

Na het oprollen van de Rios bende in 1953 werd het werken aan de “onmaatschappelijke” jeugd eerst serieus ter hand genomen. Was het aanvankelijk beperkt tot particuliere initiatieven zoals de Stichting Wijkwerk (opgericht door kapelaan Soons van de Heuvelparochie) en Stichting Jeugdzorg en Gezinswerk Don Bosco, later werden, als gevolg van de 2e naoorlogse nota over onmaatschappelijkheid door alle betrokken instanties, maar ook de gemeentelijke diensten, tot beleid verheven.

Begin jaren vijftig was het eerste rapport verschenen. Daarin werd vastgesteld dat er in Tilburg 881 ‘sociaal niet gave gezinnen’ woonden (4% van het totaal) Zestig procent van die gezinnen woonden geconcentreerd in buurten zoals de Koningswei, Vogeltjesbuurt, Kwaaie Hoek, Ruisvoorn, Curaçaostraat en de Trouwlaan en omgeving.

Mark van den Heuvel schrijft hierover:
“Onmaatschappelijkheid, zo schreef men in het rapport, kwam bij de jeugd tot uiting in veelvuldig schoolverzuim, het rondzwerven op straat, baldadigheid en het plegen van seksuele delicten. Daarnaast maakte men melding van ‘het euvel van veelvuldig bioscoopbezoek’, dat gezien werd als een van de oorzaken van de verwildering van de jeugd.”

Vandaag de dag zou je het hebben over hangplekken en allerlei reality- programma’s op TV denk ik…

Nog een kleine anekdote:
In die jaren was er ook een streng toelatingsbeleid voor het bioscoopbezoek. De Katholieken, (van de Tilburgers was toen nog 97% beleidend rooms) hielden er naast de nationale ook nog een eigen filmkeuring op na. Ik was “bijna 18 toen “Dimitri en de Gladiatoren op het witte doek verscheen’(afb. 3). De katholieke filmkeuring hield het op toegang voor Geestelijk Volwassenen oftewel 21 jaar. Mijn vriendin was weliswaar een jaar jonger dan ik maar kwam moeiteloos langs de recherches die breeduit de toegang tot de Chicago (afb. 4), waar de film draaide, bewaakten. Ik ook want, na een eerdere ervaring dat ik op grond van mijn jeugdige uiterlijk werd teruggestuurd en zij niet, had ik mijn maatregelen genomen in de vorm van een -door haar- fijn getekend snorretje onder mijn neus en kon ik zowaar zo maar doorlopen de film in.

En waarom eigenlijk die zware toelatingseis? Het scheen dat je een blote vrouw kon zien..

In de film verscheen inderdaad een vrouw (ik dacht Messalina, gespeeld door Suzan Hayward) die een hééle dunne doorschijnende duster aanhad en die achter een eveneens héél dun gordijn wat stond te heupwiegen. En verdraaid… als je voldoende fantasie had... kon je iets zien zitten wat op borsten zou kunnen duiden.

Henk van Mierlo

Nuenen

foto Chicago BeeldOnLine R.A.T

Media