De 66 zouaven

  • Datering van de gebeurtenis: 1860-1870

 

De pauselijke staat.
Halverwege de negentiende eeuw bestond Italië uit een zevental staten waaronder een door de paus bestuurde ‘Kerkelijke Staat'. Evenals elders in Europa ontstond ook in de Italiaanse gebieden een nationalistische beweging die erop gericht was van Italië een eenheid te maken. Een van de voormannen van die Italiaanse nationalisten was koning Victor Emanuel van Sardinië die, om zijn doel te bereiken, samenspande met de republikein en felle anti-klerikaal Garibaldi. Deze laatste landde in 1860 op Sicilië en veroverde met zijn duizend "Roodhemden" zonder noemenswaardige tegenstand het zuidelijke deel van Italië. Vervolgens wisten de Garibaldisten, inmiddels 32.000 man sterk, bij Castelfidardo het uit slechts 6.000 man bestaande pauselijke leger te verslaan. Dit pauselijke leger bestond voor het overgrote deel uit soldaten, gestuurd door de Franse keizer Napoleon III, die niets moest hebben van een grote en machtige staat aan zijn zuid-oostelijke grens. De troepen van Garibaldi namen het grootste deel van de pauselijke staat in bezit, maar de aanval op Rome mislukte. Deze stad, en het gebied eromheen, het zogenoemde "Patrimonium Petri", bleven vooralsnog in handen van de paus.

Reeds in januari 1860 had paus Pius IX een oproep gedaan aan alle katholieke jongeren om hem te helpen bij de verdediging van zijn grondgebied. Dit leidde aanvankelijk niet tot een grote toestroom van vrijwilligers, maar toen de paus zich later speciaal richtte tot Nederland kwam de aanmelding van aspirant-zouaven goed op gang. In de jaren tussen 1860 en 1870 melden zich ongeveer 10.000 vrijwilligers waaronder maar liefst 3.181 Nederlanders die, voor het merendeel, via Oudenbosch naar Rome afreisden. Deze zouaven waren vooral ‘gewone' jongens, afkomstig uit de lagere klassen van de maatschappij. Avonturiers werden nadrukkelijk geweerd. Belangstellenden moesten ongehuwd zijn en van onbesproken gedrag. Om dat laatste aan te tonen diende men een verklaring van de plaatselijke pastoor te overleggen. Het moreel van de mannen was hoog, omdat de meesten van hen bezield waren met het vuur van de overtuiging, te vechten voor een heilige zaak, de zaak van de paus. Hun tegenstanders, de Garibaldisten, zagen zij als bandieten en geïncarneerde duivels. Onder andere uit dit enthousiasme valt te verklaren dat zij in verschillende veldslagen de meerdere bleken van een numeriek sterkere tegenstander. Zo versloegen 86 zouaven bij Monte Libretto 1.200 Garibaldisten. Tot de acht hier gesneuvelde Nederlanders behoorde de legendarische Pieter Jong uit Lutjebroek, afb. 1. Naar het verhaal wil doodde hij, toen zijn munitie op was, met de kolf van zijn geweer nog 14 tegenstanders door hen de schedel in te slaan; daarop sneuvelde hijzelf. De meest spraakmakende overwinning behaalden de zouaven in de slag om Mentana waarbij Garibaldi zijn gehele leger verloor.

In 1870 brak de Frans-Duitse oorlog uit. Daardoor was de Franse keizer genoodzaakt zijn troepen uit Italië terug te trekken. Ondanks de successen van het pauselijke leger raakte Pius in dat jaar zijn grondgebied kwijt en werd Italië een eenheid met Rome als hoofdstad.

De ‘Tilburgse' zouaven.
Op zondag 4 februari 1866 vertrok vanuit Tilburg de eerste groep vrijwilligers. Zij gingen in principe voor twee jaar. Een enkeling tekende bij, (onder)officieren bleven langer. Deze eerste groep bestond uit negen personen waaronder twee fraters en mijn overgrootvader Johannes Keller. Een kroniek van de fraters vermeldt in 1866: ‘Pater superior (De Beer) begeleidde onder een toevloed van duizenden nieuwsgierigen en belangstellenden de twee fraters naar het station, tegelijk met een zevental wapenbroeders, die zich in het fraterhuis verzameld hadden. De trein (uit Den Bosch-Boxtel) hield even stil en de Weled. Heer J. Vrancken, die de nieuwe zouaven tot hier begeleid had, trad uit den trein, liet zich frater Mauritius (een voormalig sergeant die de wapenrok verruild had voor de fraterstoog) voorstellen, benoemde hem tot chef van den troep, gaf zijne instructiën voor het vervolg der reis en onder een geestdriftig "Leve de Paus", aangeheven door duizenden toeschouwers en de zouaven zelf, vertrok de trein ,.....'. Deze eerst Tilburgers reisden niet via Oudenbosch maar van Roosendaal naar Gent, Parijs en verder naar Rome. Na een keuring te hebben ondergaan stonden zij vanaf 10 februari officieel als zouaaf te boek.

Hoeveel Tilburgers hebben het voorbeeld van deze eerste groep gevolgd? Het is moeilijk hierbij het begrip ‘Tilburger' juist te definiëren. Moeten we alleen uitgaan van hen die in Tilburg geboren zijn of tellen zij die voor kortere of langere tijd in de stad gewoond hebben ook mee? Geboren in Tilburg waren 27, en in Tilburg woonachtig waren 39 personen. Bij elkaar opgeteld komen we op 66 ‘Tilburgse' zouaven die voor de paus gestreden hebben.

Eén van de meest bekende ‘Tilburgse' zouaven was de in Arnhem geboren Antoine Arts. Hij maakte snel carrière van soldaat naar luitenant en was zo één van de acht uit Nederland afkomstige officieren in het pauselijke leger. Na de val van Rome in 1870 keerde hij terug naar Nederland en vestigde zich enkele jaren later in Tilburg waar hij in 1879 ‘De Nieuwe Tilburgsche Courant' oprichtte. In 1896 werd hij lid van de Tilburgse gemeenteraad en in 1901 werd hij gekozen tot lid van Tweede Kamer.

Met dank aan Jan Keller, B.E.

Afb.1: De traditionele zouavenkledij. Hier de legendarische Pieter Jong, één van de 10.000 Nederlandse zouaven.
(met dank aan het Nederlands Zouaven Museum, Oudenbosch)

 

Tilburg Wiki: