De Stadstraat

  • Datering van het verhaal: 2009
De Stadstraat

Volgens het boek van dhr Ronald Peeters "De Straten van Tilburg " heette de straat aanvankelijk ' Fransestraat' en liep over het terrein van dhr Martinus van Dooren, op 4 mei 1809 benoemd tot burgemeester van de stad Tilburg. Dat had hij zeker te danken aan het feit dat hij zijn eigen kasteeltje op de hoek van de Nieuwe Dijk als logies ter beschikking stelde aan koning Lodewijk Napoleon en zijn gevolg.

In de prachtige Rijmkroniek van Dhr Toon Eijkens, gekalligrafeerd en geïllustreerd door dhr Kees Mandos wordt het kasteeltje gesitueerd in de Stadstraat. Alleen de schrijfwijze van deze straat (zonder dubbele ‘s') geeft duidelijk aan dat er een link ligt tussen deze naam en het koninklijk decreet van 18 april 1809 "Tilburg onder de steden van het rijk te rangschikken."

Wat heb ik nu met die straat? Ik ben er geboren en mijn ouders hebben er vanaf hun eerste huwelijksdag in 1926 gewoond tot 1971. De attractie van de Stadstraat was niet de saaie muur die het slotklooster van de Zusters van de Visitatie hermetisch afsloot van de buitenwereld maar de opening halverwege de straat die toegang verschafte tot de manege. Het was wel een vreemde plaats voor een aantal rijpaarden en een grote trainingshal midden in de stad. De hoofduitgang was aan de Oude Dijk met een imposante poort geflankeerd door twee levensgrote paardenkoppen. De ingang in de Stadstraat kwam uit in de stallen. Rechts van die ingang woonde de opzichter. Dat waren onze buren. In mijn eerste jeugd was dat dhr Kouwenberg. Zoals zijn naam doe vermoeden een rasechte Tilburger. Zijn vrouw was een lieve buur maar een slordige huishoudster die wel eens vaak iets bij ons kwam ‘lenen' als ze aan het koken was. Van haar hoorde ik voor het eerst het Tilburgse dialect want mijn twee ouders kwamen uit Zaltbommel. Ik heb daar als kleuter al tussen de paarden gelopen wat mijn moeder niet wist.

Na mei 1940 duurde het niet lang voordat de Duitse bezetting de manege opvorderde en de rijpaarden verving door trekpaarden. Dat zinde mijn vader helemaal niet. Hij was als vakbondsman een uitgesproken Nederlander en vurig antinazi. Het zadelhuis van de manege zat vlak tegen ons tuintje. En dat was juist de gezamenlijke kamer van de dienstdoende Duitsers. Toch heeft hij de hele oorlog door in de alkoof zitten luisteren naar Radio Oranje. We moesten dan op straat voor ons huis spelen op de stoep zodat de Duitsers niet vlak langs het raam konden horen wat er zich binnen afspeelde, want de Duitse stoorzenders hadden een duidelijk herkenbare tune van een weerbarstige koffiemolen.

Dhr Kouwenberg was toen al op pensioen en vervangen door een pasgetrouwde Zeeuw die met vrouw en baby zijn intrek nam in het opzichterhuis. Als soldaat heeft hij gevochten op de Grebbeberg en zijn verhaal staat nog in mijn geheugen gegrift. Na het verplicht inleveren van de radio's waren we onze oude kwijt maar we beschikten nog over een nieuwe tweede dankzij de personeelswinkel van de Volt waar vrienden van mijn vader werkten.

Op een goede morgen krijgen onze buren onverwachts bezoek van de opsporingsdienst vergezeld van Duitse soldaten. Het hele huis wordt overhoop gehaald want er moet nog een radio zijn. Die had de buurman opgehangen onder de tafel en in de schuine spiegel boven de schoorsteen was die duidelijk te zien omdat de tafel afgeruimd was. De buurvrouw heeft de tegenwoordigheid van geest om haar baby op de arm te nemen en zich op te stellen voor de spiegel. Onverrichter zake druipen de mannen af en als ze de straat uit zijn komt ze met de baby bij mijn moeder het hele relaas in horten en stoten vertellen. Zouden wij het volgende adres kunnen zijn? Waarom pikken ze dat ene adres in de Stadstraat er uit?

Tot haar schaamte moet de buurvrouw bekennen dat de broer van haar man een fanatieke NSB'er is en dat die twee in onmin leven. We weten dat de opsporingsdienst alleen reageert op aangiften. Zodoende.

De Duitsers gedroegen zich als het Herrenvolk en probeerden tevergeefs contact met de buurt te leggen. Ik liep eens met mijn vader in de richting van de Zwijsenstraat, dus rechts op het trottoir.

Komt ons een Duitser tegemoet. " Doorlopen" sist pa en pakt me vast. Op het allerlaatste ogenblik springt de Duitser van de stoep. Fier lopen wij door.

Na de bevrijding in oktober 1944 duurt het niet lang of de manege wordt gevorderd door de Geallieerden en wordt veranderd in een reparatieplaats voor jeeps. Joviale kerels hebben zo contact met de buurt en wij bedelen om sigaretten. De lucht van paardenmest, zweet en leer maakt plaats voor benzinelucht, uitlaatgas en de alles overheersende klanken van Glen Miller die nog steeds voor mij het gevoel van bevrijding oproepen. Als pubers hadden we nog nooit jazz gehoord. Verboden muziek onder de oorlog.

Op de foto is te zien hoe een plompe verbouwing bij de ingang van de manege de lijn onderbreekt van de eerste rij huisjes. Het stenen motief onder de dakgoot is doorbroken. Deze huizen dateren van rond 1900. De foto dateert van rond 1960 en de fotograaf is al bijna 50 jaar de echtgenoot van de jongste dochter des huises die glimlachend tegen de stoeprand zit.

Een vraag heeft onze familie altijd bezig gehouden: hoe komt een dergelijke manege hier terecht, midden in de stad?

Jan Claveaux