Theresiawijk - Mijn herinneringen (deel 2)

  • Datering van de gebeurtenis: 1943 - 1950

In vervolg op mijn eerdere bijdrage d.d. 18 november 2008 ben ik nóg een keer in "mijn verleden" gedoken. Geboren en getogen in 1938 in de Minister van Sonstraat heb ik ruim twintig jaar in de Theresiawijk gewoond. Daarna ben ik, vanwege mijn werk, uit Tilburg vertrokken en woon ik thans, sinds 1984, alweer 24 jaar in Grave. Mijn "oudste" herinneringen dateren uit de tijd dat ik vijf jaar oud was en lopen dus, wat mijn Tilburgse tijd aangaat, door tot in het begin van de zestiger jaren.In mijn vorige bijdrage lag het accent op "het rijke roomsche leven" in die periode. Nu wil ik het over wat anders hebben.

Toen ik vijf jaar was stierf na een langdurig ziekbed ons moeder, op een leeftijd van 47 jaar. Onze pa bleef met acht kinderen achter, waarvan ik de jongste was. Het was nog tijdens de oorlog en mijn oudste zus, zelf amper 19 jaar oud, zette het huishouden voort. Welk meisje van die leeftijd zou dat tegenwoordig nog kunnen opbrengen. Maar zo ging dat in die tijd, er bestond nog geen gezinszorg en ook onze pa moest daags na de uitvaart weer "gewoon" naar de fabriek.

Ik ben ook niet aanwezig geweest bij de uitvaart van ons moeder; het was goed bedoeld maar men vond mij daar eigenlijk nog te klein voor. Later, toen ik misdienaar was, heb ik daar nogal eens aan gedacht, als er weer zo'n lijkwagen met een paar paarden ervoor, met zwarte kleden om hun lijven gedrapeerd, voor de kerk stond.

Overigens werden we als kind wel vaker met de dood geconfronteerd, met name als er in onze (kinderrijke) straat of buurt (weer) een klein kindje of baby'tje was overleden. Zo'n kindje stond dan, met lijkkistje en al in de voorkamer voor het raam "opgesteld", zodat iedereen het vanaf de straat (nog eens) kon zien. Zoiets ging als een lopend vuurtje rond, waardoor je ook ging kijken als je het betreffende kindje zelf nooit gekend had. Er was uiteraard veel meer kindersterfte in die tijd dan tegenwoordig. De medische voorzieningen waren navenant en de gezinnen waren over het algemeen vele malen groter dan thans. Gezinnen met acht tot elf of twaalf kinderen waren geen uitzondering. Daar zorgde de pastoor wel voor. Als een gezin in zijn ogen te klein was (en bleef), kregen de ouders een aantal keren extra huisbezoek!

Ondanks dat de huizen ook niet zo erg groot waren, waren die grote gezinnen overigens nergens een probleem. We waren thuis met vier jongens en vier meisjes en alle vier de jongens sliepen op zolder, onder de pannen, in twee bedden van 120 cm breed. En het kon er 's nachts (in de winter) uiteraard steenkoud worden, want van centrale verwarming had niemand ooit gehoord. Desondanks moesten we elke avond voor het naar bed gaan eerst nog op onze blote knieën O.L.Heer danken. Mijn op een na jongste zus had daar wat op gevonden, vertelde ze me later. Haar vaste dankgebed bestond 's winters uit het volgende vers: "Lieveheer, ge wit da'k van oe houw; hier laot ik 't vanaovond bij, want ik verrék van de kouw".

Zoals gezegd, ik was de jongste en ik herinner me van thuis nog heel goed de zaterdagse wasbeurten in een grote zinken teil in de bijkeuken. De oudste jongens konden zelf naar het badhuis aan het Paduaplein en de oudste meisjes wasten zich, als we niet thuis waren, aan het enige kraantje dat we in huis hadden, boven de gootsteen aan het aanrecht in de keuken. Maar de drie jongsten werden in de teil gewassen met wat groene zeep. De oudste van die drie was dan het eerst aan de beurt, dan uiteraard nog met schoon water, vervolgens nummer twee en dan kwam ik, maar wel altijd nog in hetzelfde badwater. In de winter werd er dan tussendoor wel eens een keteltje warm water bijgegooid, als de kachel (in de keuken) tenminste aan was; we hadden immers geen geiser of iets dergelijks.

Sowieso moesten we, zeker aan het eind van de oorlog, zuinig zijn met kolen. Die werden steeds schaarser en duurder. Maar "gelukkig" woonden we niet ver van de melkfabriek, de CTM (de Coöperatieve Tilburgse Melkfabriek). De hoofdingang daarvan was gelegen aan het Wilhelminapark, maar bij de zij-ingang, aan de Stedekesstraat, werden elke dag kolen afgeladen voor de oven en dan vielen er nogal eens op straat. Ik ging dan met mijn jongste zussen, na schooltijd, daar "kooltjes rapen". We waren trouwens niet de enigen! Later deed ik hetzelfde bij "het spoor" aan de Fratersstraat (het Fratersgat werd dat meestal genoemd). Daar werd met kolentreinen (uit Zuid-Limburg) heen en weer gerangeerd, zodat kolenhandelaren (kolenboeren) daar hun wagens gemakkelijker konden volladen. Dat ging destijds allemaal nog met de hand, met een grote brede schop en ook daarna bleven er natuurlijk nog wel eens wat (kleine) kooltjes op de grond liggen. Je zult begrijpen dat zo'n zaterdagse wasbeurt dus niet overbodig was!

Over de melkfabriek gesproken: elke dag, ook 's zaterdags, kwam de melkboer met z'n kar langs; ik herinner me dat uiteraard van de vakanties. Die kon je al van ver horen want het was een duwkar met wielen met ijzerbeslag aan beide kanten en in die kar ijzeren kratten, vol met flessen. Als ie bij ons in de straat was, was ie natuurlijk nog goed vol. omdat we zo dicht bij de CTM woonden. Daarom zat er meestal ook een trekhond onder de kar vastgebonden, om de melkboer "te helpen", elke keer als hij weer moest aanduwen. Uiteraard kwam ook elke dag de bakker langs met een bakfiets en een of twee keer per week ook de schillenboer (met paard en wagen) voor alle aardappelschillen en het groentenafval. Maar je kon er ook het oud-brood kwijt. Een en ander kon vreselijk stinken! Die schillenboer woonde aan de Oude Langstraat als ik me niet vergis. Enkele mensen in de straat daarentegen kwamen hun oud brood en verzuurde melk (niemand had in die tijd immers al een koelkast) bij ons thuis afgeven want ...... onze pa hield als enige in de straat, achter ons huis in een schuurtje ...... een varken, zeg maar gerust "un vèreke" !

Ik vertel het nu vrijuit, maar als kind geneerde ik me er destijds vreselijk voor. In een vervolg (deel 3) zal ik nog wat nader op die varkenshouderij ingaan alsmede op nog een paar onderwerpen.

Foto 1: Ons gezin, na het overlijden van ons moeder, enige tijd voordat mijn twee oudste broers naar "Nederlands Indië" vertrokken (omstreeks 1948); v.l.n.r (boven): Kees Sparidans, Annie Sparidans, Adrie Sparidans, Walter Sparidans; onder: Louis Sparidans (ikzelf), onze pa Sjaak Sparidans, Sjaan Sparidans (mijn oudste zus), Bep (voorheen Betsie) Sparidans en Ria Sparidans

Foto 2: Louis (Lowieke) Sparidans, mijn enige kleuterfoto, op vier- of vijfjarige leeftijd

Media