Herinneringen aan de Theresiawijk

  • Datering van de gebeurtenis: 1943 - 1950

 

MIJN HERINNERINGEN AAN DE THERESIAWIJK

Het is inmiddels bijna 50 jaar geleden dat ik uit de Theresiawijk, resp. uit Tilburg ben vertrokken. Gegeven het feit dat ik, middels een paar keer surfen op het internet, heb kennis gemaakt met de sites "Het Geheugen van Tilburg" en "Theresia in de schijnwerpers" heb ik mezelf ook de vraag gesteld: wat herinner ik me zelf nog uit mijn jeugd in Tilburg? En, in hoeverre is dat ook interessant voor anderen of kan ik er anderen mee inspireren om ook hun jeugdherinneringen 'op papier' te zetten.

Ik ben inmiddels 70 jaar (in 1938 geboren) en woon sinds ruim 24 jaar in Grave. Nadat ik, vooraan in de twintig, uit Tilburg ben vertrokken heb ik ook nog een tijdje in Nieuwkuijk (voorheen gemeente Vlijmen) gewoond, daarna nog een paar jaar in Hintham (destijds gemeente Rosmalen, thans 's Hertogenbosch), nadien ruim 16 jaar in Uden en nu dus, sinds 1984, in Grave. Alle verhuizingen hadden te maken met mijn werk.

Ik ben geboren 'op Theresia' en heb er, tot mijn vertrek, gewoond in de Minister van Sonstraat, een zijstraat van het Theresiaplein. We waren thuis met acht kinderen, waarvan ik de jongste ben. Mijn vader (onze pa; laat ik hem zo maar noemen, zoals gebruikelijk is in onze familie) was wever bij 'Lauwke Tod' (de firma Janssen van Buren) in de Gasthuisstraat; mijn moeder (Maria Philomena van Iersel) is gestorven toen ik vijf jaar oud was. Zij was toen pas 47 jaar. Onze pa is daarentegen ruim 89 jaar geworden.

Van de acht kinderen waaruit ons gezin bestond leven er op dit moment nog zeven. Ik zal daar verder niet te uitvoerig over zijn want dat is slechts voor een enkeling echt interessant. We zien elkaar evenwel nog geregeld.

Mijn jongste (of eigenlijk mijn oudste) herinneringen, behalve het overlijden van mijn moeder dan, dateren uit de tijd dat ik op de kleuterschool zat bij de zusters aan de Nijverstraat. Destijds heette dat nog 'de bewaarschool'. Dat was tijdens de oorlogsjaren en we hadden nog niet eens elke dag 'school'. Er waren daar aanvankelijk namelijk ook nog Duitse soldaten resp. nadien Engelse soldaten (de Tommies, zoals wij ze noemden) geïnterneerd. Dus waren er maar een paar lokalen als bewaarschool in gebruik. Als ik al naar school 'mocht', ging ik met mijn (oudere) zussen mee die naast die bewaarschool op de lagere school zaten (de huidige basisschool).

Ik noemde het al, het was oorlogstijd, en behalve een beetje plakken, vouwen en knutselen, herinner ik me vooral dat we vaak onder ons tafeltje moesten kruipen. Ik geloof dat dat bedoeld was als oefening voor het geval er alarm zou zijn. Maar misschien was er ook wel echt alarm af en toe (er vlogen aan het eind van de oorlog immers regelmatig V-een's resp. V-twee's over ons heen, bedoeld voor de haven van Antwerpen of voor Engeland), maar het kan ook zijn dat de zusters het wel een stuk rustiger vonden, als al die peuters zich koest hielden onder hun tafeltje.

Ik herinner me het geluid van die 'raketbommen' nog goed. Zolang ze 'floten' was er niets aan de hand, maar owee als ze ophielden met fluiten, dan konden ze 'overal' terecht komen. Ik herinner me dat ik op een zondag wel eens met onze pa ben gaan kijken naar zo'n inslag in de Van Hogendorpstraat. Er waren ook doden bij gevallen; het was verschrikkelijk, in mijn herinnering.

Op weg naar school en terug liepen we overigens altijd voor de kerk langs, waarvan het voorplein in mijn herinnering altijd vol stond met bloemen. We noemden die 'kerkbloemen', omdat ze voor de versiering in de kerk werden gebruikt, later leerde ik dat het hortensia's waren; wisten wij veel ...........

Een andere oorlogsherinnering, het zal 1943 of 1944 zijn geweest. Ik had een klein (houten) driewielertje, waarmee ik op straat, althans op de stoep (het trottoir zegt men tegenwoordig) mocht rijden. Plots stopte er een Duitse jeep naast me. Ik schrok vreselijk. Thuis had ik wel eens gehoord dat de Duitsers fietsen vorderden (ofwel in beslag namen, beter gezegd). Ik dacht, nu is het mijn beurt, en ben ik als een haas huilend terug naar huis gefietst, zo bang was ik om mijn fietsje kwijt te raken.

Op zondag 17 september 1944 (ik werd toen zes jaar), het was een prachtige dag, vlogen er de hele dag vliegtuigen over Tilburg heen (soms met zweefvliegtuigen daaraan vast), op weg naar Arnhem; alleen wisten we dat toen nog niet. Er was wel duidelijk sprake van de nodige opwinding, dat herinner ik me nog wel.

Toen de oorlog (althans in Tilburg) eenmaal voorbij was (oktober 1944), stond de hele straat vol met auto's, waarin onze bevrijders verbleven. Tegenover ons, bij slager Lemmens, was een gaarkeuken gevestigd. Het was er vaak een drukte van jewelste en iedereen (met name mijn zussen) werd aangeraden zich daar niet teveel mee te bemoeien. Ik wist toen uiteraard nog niet waarom.

Uit de naoorlogse tijd herinner ik me vooral veel van 'het rijke roomsche leven'. Behalve in de kerk, waar we als familie een (halve) gepachte bank hadden (helemaal achteraan in een zijbeuk, dat was het goedkoopst natuurlijk), herinner ik me vooral de processies rondom het Theresiaplein. In mijn herinnering vond dat wel twee- tot driemaal per jaar plaats. De pastoor met een monstrans onder een baldakijn, bruidsmeisjes daarvoor, die rozenbloemenblaadjes strooiden en een hele hoop wierook! Een heel spektakel maar ook veel poespas. De protestanten die aan het plein woonden, zoals de familie Post, naast 'het kasteeltje', zoals we het mooiste huis aan het plein noemden, deden dan de gordijnen dicht, ofschoon het gewoon 'overdag' was.

Ook heb ik zeker twee keer deelgenomen aan een processie naar Waspik, georganiseerd vanuit de parochie, omdat daar ook een kerk stond die aan Theresia was toegewijd. Dat was echt een dagje uit met een bus en we waren dan verkleed als engel of als ridder. Roomsche blijheid, zou men nu zeggen.

Voor school moesten we thuis zilverpapier sparen 'voor de missie'. Zo verzamelden we alle zilverpapier (ook op straat) die o.a. voorkwam in de verpakkingen van sigaretten, zoals van de merken Chief Whip, Miss Blanche, Golden Fiction en Old Mac. Ik herinner me die merken nog goed en ook de afbeeldingen daarbij op de pakjes. Ook zat er natuurlijk zilverpapier om chocolade, alleen kregen we die maar af en toe; was te duur!

Maar we spaarden in dat kader ook de doppen van de melkflessen, hoewel ............ was dat eigenlijk wel zilverpapier? Soms zat er de room nog aan, ofschoon we die room eigenlijk wel heel lekker vonden, vooral als de melk een paar dagen oud was; dan was er soms wel een laag van een paar centimeter in de hals van de fles aanwezig. Heerlijk!

Kerstmis was natuurlijk een hoogtepunt. Naar de nachtmis om vier uur 's morgens (drie missen aaneen) en daarna lekker ontbijten en een paar kerstkaarten schrijven; hooguit een stuk of drie/vier naar mensen die ik op die leeftijd helemaal niet kende. Verder werd de dag besteed aan 'kerststallen kijken' in diverse parochiekerken.

We hadden natuurlijk ook een kerststal thuis, een hele hoge; had onze pa zelf in elkaar getimmerd. De kerstgroep bestond uit een bonte verzameling grote en kleine beeldjes. Het kindeke Jezus was groter dan de os of de ezel.

Op 28 december was het 'Onnozele Kinderen' We gingen dan (niet iedereen) links en rechts 'koosje-koosje' zingen met oude versleten kleren aan ( ..... gif me unne nieuwe hoed, m'n ouwe is versleten, ons moeder mag 't niet weten enz. .........) en dan kregen we een kuukske o.i.d.

Maar op Driekoningen (op 6 januari) ging 'iedereen' zingen, na schooltijd tot diep in de avond. En als we dan (laat) thuis kwamen werd alles wat we 'opgehaald' hadden op de keukentafel uitgespreid, snoep, koekjes, centen. Ik weet nog precies hoe die kleffe koekjes dan smaakten! En dan werd er natuurlijk verdeeld.

Verderop in het jaar, ik geloof op 2 februari (Maria Lichtmis?) gingen we in de kerk de Blasiuszegen halen (met twee gekruiste kaarsen om je hals); dat was ter voorkoming van keelpijn of erger, meen ik me te herinneren.

Op Aswoensdag gingen we een askruisje halen, als begin van de vastentijd en dan kijken wie het meest en het langst een zwart voorhoofd had. We dachten er (toen nog) niet aan om daarmee te sjoemelen. Dat zou je dan immers weer moeten biechten!

Maar de dag en avond voor Aswoensdag, dan was het raak! Vastenavond heette dat. In plaats van al die zondige (?) mensen die in Den Bosch of elders carnaval vierden (!) moesten wij gaan 'pesjonkelen', aflaten verdienen (zes onze-vaders en zes wees-gegroeten en dan steeds tussendoor even de kerk in en uit) als tegenwicht voor al dat zondige gedrag. In Tilburg was toen nog geen carnaval. 's Avonds kregen we dan een oliebol of iets dergelijks.

In de vastentijd die daarop volgde, had ieder van ons een vastentrommeltje, voor alle snoepgoed dat we anders wel eens op zondagen kregen. Dat bewaarden we dan totdat .......... op paaszaterdag om twaalf uur 'de klokken uit Rome kwamen'.

Dan mochten we alles opeten, ook (weer) die kleffe koekjes die zes weken in dat trommeltje hadden gezeten! 's Middags gingen we dan in de hal van de kerk wijwater halen, daar konden we dan de rest van het jaar alle wijwatervaatjes die we in huis hadden mee vullen.

In mei gingen we op de zondagen te voet naar de Hasseltse kapel om een rozenhoedje mee te bidden. Dat was daar dan een (bijna) constante bedoening. Er was altijd wel iemand die ermee begon en dan raffelde iedereen in snel tempo weer een rozenhoedje af. Maar het meest verheugde ik me op het ijsje na afloop, want er stond altijd wel een ijscowagentje in de buurt van de kapel.

Af en toe fietsten we ook naar de Heikant, waar het geboortehuis van Peerke Donders stond (en misschien nog wel staat). Dat had ook wel iets, maar het was lang niet 'zo heilig' als een rozenhoedje in de Hasseltse kapel.

Begin november was er dan nog een ochtend, waarbij we bij de bakker (Bakker van Dijk, twee deuren van ons vandaan) heerlijke (vierkante) Hubertusbroodjes konden gaan kopen; witter dan wit, die zogenaamd gezegend waren. Het had te maken met de opening van het jachtseizoen, geloof ik. Maar ik heb geen idee wat die broodjes daarmee van doen hadden. Maar ach, dat was ook niet zo belangrijk; ze smaakten zo lekker!

Verder moest er in de loop van het jaar op geregelde tijden gebiecht worden, aanvankelijk op de lagere school nog klassikaal, eenmaal in de twee weken. Daarna moest je het zelf weten, maar wel (minstens) met Kerstmis en Pasen.

Wat kostte het elke keer moeite om iets nieuws te verzinnen of je koos dan maar voor een andere volgorde dan de voorgaande keer, in de hoop dat de pastoor of kapelaan daar geen erg in hadden. En als je dacht iets heel ergs gedaan te hebben, dan ging je maar naar de Capucienen, die kenden je immers toch niet. Maar wat was erg?

Op 15 augustus (Maria Hemelvaart) en 1 november (Allerheiligen, we gingen toen altijd naar het graf van ons moeder) had iedereen in mijn jeugd nog een vrije dag. We vierden die dagen als een zondag. Pas later moesten die dagen door de katholieken worden ingeleverd, omdat de protestanten die feestdagen niet kenden. Het leek me weliswaar eerlijk, maar ik vond het wel jammer dat we weer gewoon op die dagen naar school moesten.

Wat een tijd (!) en wat hebben ze ons vroeger veel 'wijs' gemaakt, maar het leek wel of niemand er erg in had. Ik hou het tegenwoordig niet meer zo bij want ik hoor al lang niet meer bij 'die club', maar maakt de kerk tegenwoordig de mensen nog steeds zoveel 'wijs'?

De foto hiernaast geeft ons gezin weer in het voorjaar van 1948. Ik sta daarop links-vooraan, negen jaar oud.

Tot zover deze herinneringen; misschien komt er nog een vervolg (?)

Louis Sparidans

 

Tilburg Wiki: