Koning Willem ll lyceum

  • Datering van de foto: ca 1950
  • Wie staan erop: Schoolgebouw Ringbaan Oost
De houding tegenover ‘Willem II' in de jaren zestig van de twintigste eeuw

De openbare signatuur van het Koning Willem ll lyceum heeft vanaf de oprichting gezorgd voor argwaan, tegenwerking en behoedzaam manoeuvreren. Tot in de tweede helft van de vorige eeuw getuigen talloze voorbeelden van de bijzondere positie die de school in het Tilburgse innam. De titel van het gedenkboek in 1990 ‘Jaren van voorzichtig beleid' is met recht gekozen.[1] Enkele voorbeelden hieruit uit de praktijk in de jaren zestig en begin jaren zeventig.

Na de jaren vijftig groeide geleidelijk het aantal katholieke leerlingen en vooral het aantal leerlingen van buiten de stad, die voor het merendeel ook katholiek waren. Maar de schoolstrijd had diep wortel geschoten. De opbouw van het katholiek voortgezet onderwijs in Noord-Brabant had plaatsgevonden in een sfeer van een wat bekrompen hokjesgeest. De Noordbrabantse roomse wereld leefde nog lang in het besef dat alléén overtuigd katholicisme acceptabel was. Alles wat niet het katholieke stempel droeg, werd gerekend tot de heidense, vijandige ‘buitenwacht'.

Vooral de r.k. geestelijkheid, die in Noord-Brabant, waar de industrialisatie niet tot grootste ontkerstening had geleid, een grote invloed had behouden, voedde de al of niet vermeende tegenstellingen tussen katholieken en andersdenkenden. Dat er in de praktijk sprake was van de nodige fricties tussen de macht en de invloed die de geestelijkheid wilde blijven uitoefenen en de alledaagse werkelijkheid, blijkt uit het gegeven dat veel leerlingen die de openbare rijks- en gemeentescholen bezochten van katholieke komaf waren. Op ‘de Willem ll' was dat het merendeel. Toch werd de ‘apartheidsopvatting' die een aanzienlijk deel van het katholieke Tilburgse volksdeel nog altijd koesterde -de ‘Rijks' als een ‘heidense' enclave in een machtig rooms bolwerk, geduld maar zeker niet geliefd- in stand gehouden. De nodige anecdotes laten weinig genuanceerde en bepaald niet van ruimdenkendheid getuigende opvattingen zien.

Jongens en meisjes van bepaalde r.k. lagere scholen die toelatingsexamen wilden doen voor de ‘Rijks'[2], konden dit het beste maar zo lang mogelijk verzwijgen omdat ze anders de laatste maanden op school ‘geen leven meer hadden'. Er waren dikwijls klachten van ouders van dien aard; er werd dringend verzocht om bij de hoofden der betrokken scholen geen inlichtingen omtrent de toelatingsexamen-kandidaten in te winnen. Twee meisjes kregen op zekere dag van de nonnen van de lagere school op de Oude Dijk te horen: ‘Als jullie hier weggaan, ga je zeker ook naar die heidenen-school op de Ringbaan Oost?' Toen de meisjes met dit bericht thuiskwamen, werden ze na ruggespraak onmiddellijk van school genomen en op een openbare lagere school geplaatst. De ouders van een meisje dat op de r.k. meisjesschool van de parochie Ringbaan West zat, werden gewaarschuwd dat, wanneer de nonnen van de school aan de weet zouden komen dat ze toelatingsexamen voor het Koning Willem II-lyceum zou doen, ze de laatste maanden op school niet meer mee mocht doen en men haar gewoonweg ‘in haar vet gaar zou laten smoren'. Eenzelfde klacht kwam van ouders van een dochter op dezelfde school; een oudere broer zat al op ‘de Willem II'; de dochter had verschillende keren te horen gekregen dat ze natuurlijk ook naar die ‘heidenen-school' zou gaan, net als haar broer. De schooldecaan van het Koning Willem II-lyceum achtte het zelfs wenselijk de inspecteur en de deken van Tilburg van dit soort praktijken op de hoogte te stellen.

Van enkele artsen werd vernomen dat de geestelijkheid tegen de mensen ‘van een bepaalde stand' niets ondernam wanneer die hun kinderen naar de heidenen-school aan de Ringbaan Oost lieten gaan, maar dat de ouders van wie de man een ‘minder vooraanstaande positie' in de Tilburgse maatschappij innam, bezoek kreeg van de geestelijkheid, waarbij dan met hel en verdoemenis gedreigd werd als de kinderen niet naar een katholieke middelbare school gingen!

Ook ondergetekende heeft nog een staartje van de animositeit mogen meemaken. We schrijven 1970. Gezien het grote aantal leerlingen dat in deze eerste ‘Mammoet-jaren' de scholengemeenschappen wilde bevolken was de stad in wijken verdeeld. De buurt waarin je de lagere school bezocht bepaalde de instelling van vervolgonderwijs. Het Odulphuslyceum werd mij toegedicht, terwijl ‘de Willem II' de voorkeur van mijn ouders had en bovendien sneller te bereiken was, ook na de naderende verhuizing van Ringbaan Oost naar Tatraweg. ‘De Willem II' was echter, door mijn r.k. lagere school, niet opgenomen in de lijst van kandidaatscholen en eerstgenoemde stelde daar tegenover dat het (katholieke) basisschooladvies en een test van het (katholiek) testbureau aan de Korvelseweg niet afdoende waren voor toelating. En zo moest ik op 25 april 1970 gedurende de hele dag, samen met al die andere ‘katholieken', toelatingsexamen doen onder het wakend oog van de heer Beun. Alleen de bijzonder neutrale basisscholen van Jan Ligthart bleken gevrijwaard. Toch hoefde de geestelijkheid niet helemaal bevreesd te zijn voor een vrije zondeval: cultuurgeschiedenis van het christendom stond voor de eerste twee klassen op het rooster, zij het gescheiden voor katholieken en protestanten.

J. de Veer

[1] Franssen, H., Veer, J. de en Wolfs, J., Jaren van voorzichtig beleid. De huidige Rijksscholengemeenschap Koning Willem II 125 jaar in Tilburg (Tilburg, 1990)

[2] Voor een voorbeeld van een dergelijk toelatingsexamen zie: Uit 135 jaar (7), De Oversteek 2000-2001, nr. 5, p.5.