Blueskikkers en soulpikken

  • Datering van de gebeurtenis: Jaren '70
Blueskikkers en soulpikken

"Mijnheer hoe zag ú er vroeger uit?" is steevast een vraag als ik de verzuiling en haar teloorgang in de jaren zestig en zeventig behandel. ‘Vroeger' is een ruim begrip, en voor een groot deel van de leerlingen van deze leeftijd riekt alles wat plaatsvond voor hun geboorte naar prehistorie. In het onderhavige geval bedoelen ze de tijd dat ik hun leeftijd had. Als vast ritueel en met enige nostalgie toon ik hen de volgende les enkele fotografische relikwieën uit die periode, waarna vergelijkingen met respectievelijke en respectvolle vaders opborrelen. "Was u óók een hippie?" is meestal de volgende vraag. Enigszins besmuikt mompel ik dan iets over een gebrek aan historisch besef en kijk wat later, het kalend kruintje camouflerend, in de spiegel van de docentengarderobe, om in de personeelskamer geruststellend van andere collega's te vernemen dat leerlingen totaal geen kijk op leeftijd hebben. Gelukkig, ik ben dus niet de enige!

"Nee, ik was een blueskikker, ik ben van de jaren zeventig", antwoord ik de klas en verhaal met enige overdrijving over verwilderd ogende wezens in strakke vale spijkerbroeken die gehuld in soldatenjack en geschoeid met soldatenkistjes, zich shag rokend voortbewogen op fiets of ‘vrijlopertje' en geïnspireerd door ‘psychedelische muziek' ‘maatschappelijk geëngageerde taal' bezigden. Uiterlijk onderscheidden ‘jongens- en meisjesblueskikkers' zich veelal slechts in plukjes ‘nesthaar' op bovenlip en onderkin. Sommige meisjes droegen hun visie uit in ‘Indiakatoenen jurk' met bijpassende ‘Afghaan'. Dit roedelgedrag had zijn weerslag op de dagelijkse schoolpraktijk. De garderobe zonder kapstoknummers verleende talloze groene legerjacks onderdak die dagelijks van eigenaar wisselden. In mijn beleving klaagde zelden iemand daarover, kostbare zaken werden er niet in bewaard, en het was weleens aardig in plaats van Samson het merk Drum te inhaleren. De gymnastieklessen werden bekort door het rijgprobleem van de veters in de kistjes en beneveld door de zure lucht die opsteeg als een leerling zich bevrijd had van dit ventilatieloze kledingstuk met bijbehorende warme wollen sok. In het weekend schoolde men samen in de uitgaansgelegenheden Cambrinus, Extase en Batooka.

De ‘tegenstanders' heetten ‘soulpikken'. Ze liepen wijdpijpig, in strakke truitjes, voorzien van brede riem en op schoenen met hoge hak (voor beide sexen) door het schoolgebouw. Regelmatig stuiterde één van hen naar de volgende les op een belendende etage. Zij bereden Vespa Ciao's en Honda's, rookten filtersigaretten (Belinda en Peter Stuyvesant) en zetten in het weekend hun verplichte pasjes in De Meulen en Club 74. Enige vorm van discriminatie was de schoolleiding niet vreemd. Terwijl het de blueskikkers verboden was boeken te vervoeren in zogenaamde ‘pukkels' (schoolregelement) mochten de hooggehakten wel gebruik maken van de voor hen zo karakteristieke koffertjes waarop de namen van hun idolen de Jacksons en Aretha Franklin prijkten.

Het brommerprobleem was voor de schoolleiding aanleiding om onderscheid te maken tussen ‘de autoweg' (van de Tatraweg naar de stalling) bestemd voor gemotoriseerden en 'de fietsroute' (vanaf de Eifelweg achter de gymzalen door) naar de fietsenstalling. Rector Vaissier waakte dagelijks bij de toegang tot het schoolplein en maande elke brommerling bij betreden het contact af te zetten en lopend een plaats voor het vehikel te zoeken. Collectief deelden beide groepen de rookverslaving en -vervuiling. De binnenplaats, waar nu aula II, personeelskamer en lokaal C010 verrezen zijn, was het domein van de bovenbouw en alleen daar mocht gerookt worden. Weinigen onttrokken zich aan dit privilege en samen met de dampen uit de personeelskamer ontvouwde zich in de pauzes een waar DSM-tafereel aan de inwoners van nieuwbouwwijk het Groenewoud.

Tot ergens in 1975 was het docenten toegestaan ook in de klaslokalen te roken. Enkele coryfeeën: de heer Polman, docent klassieke talen, rookte in een blokuur elf shaggies. Zijn overhemden zaten vol miniscule gaatjes omdat het vuur zich niet hechtte aan het slappe samenstelsel van veel dun (Rizla)vloeipapier en weinig (Zilver)tabak. De scherpe lucht van de Caballero's van de heer de Wit, eveneens klassieken, contrasteerde met de geordende staat van zijn lessen en zijn bureau waarop, geometrisch verantwoord, aansteker, pakje sigaretten, pen en boek een plaats vonden. De heer Lepelaers, wiskunde was zo vergroeid met vak en verslaving dat hij regelmatig met zijn sigaret probeerde algebraïsche vergelijkingen op het bord te doen verschijnen. Ook de heren Cornelissen en Mooren, beiden docenten l.o., wisten hun lessen relaxed over te brengen.

Een echte blueskikker was in theorie dogmatisch politiek links georiënteerd, in praktijk deinde hij mee op de golven van de welvaart door onder meer gretig te profiteren uit de ruiven van de subsidiepotten voor jongeren.

Deze twee-, eigenlijk driedeling in de jeugdcultuur -de derde groep was een vergaarbak van allen die niet tot de twee eerder genoemde hoorde- was in feite een voortzetting van het zuilensysteem. Binnen elke groep moest men op straffe van uitsluiting voldoen aan bepaalde uiterlijkheden en normen en waarden, en men deed dat. De leerlingen van nu wordt regelmatig verweten niet veel eigens te hebben en zich onder te dompelen in de massacultuur. Een dergelijke ver doorgevoerde hokjesgeest is hen echter vreemd en als je hen vraagt tot welke hedendaagse ‘stroming' zij zich rekenen kijken de meesten je meewarig aan, laten blijken hierin flexibel te zijn zowel voor zichzelf als voor leeftijdgenoten en het belang ervan in twijfel te trekken. Hoezo niet geëngageerd!

J. de Veer