Tilburgse Zeehelden

  • Datering van de foto: 18-de eeuw
  • Wie staan erop: VOC-schepen, mede bemand met Tilburgers

Het is verrassend om op een internetsite te ontdekken dat er tussen 1700 en 1792 niet minder dan 67 Tilburgers hebben gediend bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Dit gegeven is een uitdaging voor toekomstig nader onderzoek maar nu is er op die site al wat interessante informatie beschikbaar over deze Tilburgers. In dit artikeltje allereerst iets over de situatie in Tilburg in de achttiende eeuw, dan de werving van zeelui door de VOC en tenslotte de tragische levensloop van de meerderheid van de VOC-Tilburgers.

Voor Tilburg was de achttiende eeuw een weinig spectaculaire eeuw. De bevolking is in die periode met ca. 8.500 inwoners nagenoeg contant gebleven. Dat is op zich al een indicatie van een economisch moeilijke tijd.
Drie keer is Tilburg daarbij door Franse troepen geplunderd of bezet geweest, in 1702 (Spaanse Erfopvolgingoorlog), 1747 (Oostenrijkse Successieoorlog) en 1792 (Republikeinse bezetting). De Gouden Eeuw, de tijd dat Nederland het rijkste land ter wereld werd, was al voorbij. De algemeen teruglopende economie met stijgende werkloosheid was ook in Tilburg voelbaar. ‘Een groot deel van de bevolking leefde voortdurend op de rand van de armoede en een niet gering deel zelfs aan de rand van het bestaan.’

De VOC liet in die bijna honderd jaar 750 schepen bouwen en had in 1750 rond 25.000 mensen in dienst. Jaarlijks, als aanvulling, had men 3.000 mensen nodig. Het werven van zeelui ging op verschillende manieren. Meestal via Amsterdamse ‘zielverkopers’, de ronselaars. Dat was een lucratief beroep want een transportbrief van iemand die op een schip aan wilde monsteren was f 150 waard, wat een vermogen was in die tijd. Het jaarlijkse aanbod van mensen bestond uit werkloze matrozen, arme zwervers, mensen die op de vlucht waren voor de politie, maar ook weeskinderen. Over het algemeen waren het mensen die niet getrouwd waren, geen gezin hadden en tot de allerarmsten behoorden. Veel daarvan waren buitenlanders.

Hier en opsomming van de VOC-beroepen van de Tilburgers, zonder een verdere toelichting: Adelborst, bosschieter, bottelier, hooploper, jongmatroos, koksmaat, matroos, onderkoopman, onderkuiper, oplooper en soldaat. De meerderheid van de Tilburgers stond als soldaat ingeschreven, namelijk 38 van de 67 (58%).

Van de 67 geregistreerde zeelui hebben maar 20 man het VOC-avontuur overleefd. De ruime meerderheid, zeventig procent, dus niet!
Bij de navolgende kille cijfers kun je proberen om je voor te stellen wat voor avonturen en drama’s daarachter schuilgingen.
Van de 67:
Overleden 47 (vermist / schip vergaan 3)
Absent bij afvaart 2
Weggelopen 2
Teruggekomen &
overgeplaatst 11
Verdwenen in Azië 5

Of de 47 mensen die zijn overleden vooraf toch nog een lange en gelukkige tijd bij de VOC hebben gehad? Ook dat niet. De 47 Tilburgers zijn gemiddeld tot hun overlijden 2,5 jaar in dienst van de VOC geweest. Zeven zijn er in het jaar van aanmonsteren al overleden. Degene met de langste VOC-loopbaan had was Jan Lamertsz, die in 1700 als soldaat was aangemonsterd, met twaalf jaar.
De vier personen, vermeld bij ‘absent bij afvaart’ en ‘weggelopen’ zullen het toch niet hebben aangedurfd om aan boord mee te varen met het gevolg dat ze waarschijnlijk hun leven lang in angst moesten leven. Zij bleven altijd de kans lopen om door justitie gepakt te worden. Er was tenslotte door de VOC voor hun betaald.

Van de elf mensen die het VOC-avontuur hebben overleefd, waren er tien schepelingen en die hielden het gemiddeld drie jaar vol aan boord. De meerderheid maar één of twee jaar, met als toppers, 7, 8 en 9 jaar, respectievelijk een matroos en twee soldaten.
De elfde persoon, die het met 23 jaar het langst volgehouden en overleefd heeft was Marcellus Bles (onder)koopman bij de VOC, van 1736 tot 1759. Hij werd her en der in de Oost gestationeerd wat duidelijk minder risico inhield. Hij heeft fortuin kunnen maken want later staat hij regelmatig met notariële aktes in het Tilburgse archief vermeld. In onderstaande literatuur komt hij uitgebreid aan de orde.

Als er een bepaalde periode zou zijn waarin veel Tilburgers aanmonsterden, zegt dat mogelijk iets over de armoede in die tijd. Het verloop in het aantal aanmonsteringen, per tien jaar, vanaf 1700 was 3-1-5-9-9-11-10-11-5 met drie personen in de laatste drie jaar. Het maximum aantal aanmonsteringen in één jaar was in 1753, met vier Tilburgers. Er zijn dus geen sprake van een sterke concentratie over langere periode.

Uit bestaand onderzoek van de tienduizenden zeelieden die voor de VOC hebben gevaren blijkt dat één op de drie mensen het niet hebben overleefd. Voor bovenstaande Tilburgers was de sterftekans, met twee op elke drie, daarmee aanzienlijk hoger.

De grote risico’s die men liep bij het VOC moeten algemeen bekend zijn geweest. De 67 Tilburgers, omdat ze ooit het lef hebben gehad om aan te monsteren, beschouwen we toch maar als onze zeehelden.

Website:
http://vocopvarenden.nationaalarchief.nl/list.aspx

Afbeelding 1:
Japanse houtsnededruk van een VOC-schip in de haven van Nagasaki.
( Nederlands Economisch-Historisch Archief te Amsterdam.)

Literatuur:
1. ‘Tilburg in de koloniën, de koloniën in Tilburg’ van John Boeren en Luud de Brouwer in ‘Tilburg, tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur’; 2001, nr. 1, pag 3-18
2. ‘De geschiedenis van de VOC’, F.S. Gaastra, 2002