De twee sleutels

  • Datering van de gebeurtenis: Schrijfwedstrijd 2007
Dit verhaal werd ingezonden voor de schrijfwedstrijd 'De zomerse geheimen van Tilburg'. Deze wedstrijd is onderdeel van 'Tilburg Schrijft', een samenwerking van Cultuurmanifestatie Tilburg 2007 en OBT Midden Brabant.

Normaliter houd ik niet van flats, stations en bussen en al helemaal niet van een combinatie van die drie. Dat ik hier in de Tilburionflat op het station ben terecht gekomen was dan ook onder dwang. Gedwongen moest ik naar huizen kijken, aangezien mijn huisbaas mij niet mocht en beweerde dat ik een belastingonderduiker was. In het huurcontract stond en ik citeer: "iedereen is hier welkom, behalve belastingonderduikers" en dus vond hij dat een geldige reden om mij binnen tien dagen eruit te zetten. Als een gek ben ik gaan zoeken en je zou denken ‘huizen genoeg in Tilburg', maar uit persoonlijke ervaring kan ik zeggen dat dat niet zo is. Ik stond voor twee keuzes: óf een eenkamerappartement in de wijk Groenewoud óf een meerkamerappartement in Tilburion. Aangezien Groenewoud nou niet de wijk is met de meeste sterren en ik heel veel spullen heb, koos ik voor het laatste.
Ik woon hier nu twee weken en in die twee weken heb ik een aantal dingen aan mijn appartement ontdekt. Er staat een hele serie handafdrukken op mijn muur die leiden naar een gat in mijn bergingskast. Nieuwsgierig als ik ben kon ik het uiteraard niet laten om handafdruk na handafdruk te volgen. Langs spinnenwebben en vergeten sokken heb ik mij laten voeren, totdat ik iets vond, helemaal achter in mijn bergingskast. Hierbij moet je wel weten dat het een grote kast is en ik een klein meisje en dat ik geen kaart kan lezen. Kortom: ik ben gewend om te verdwalen. Maar goed, ik vond iets: twee sleutels van verguld zilver, een grote en een kleine. De kleine had iets weg van de sleutel van mijn oude juwelendoosje, maar die paste niet, waar ik wel van baalde aangezien ik die sleutel al jaren kwijt ben. De grote leek verdacht veel op de sleutel die levensgroot in de Efteling te vinden is, maar het leek mij sterk dat het een replica was die mij de schatkist zou doen openen. Toen besloot ik mijn gezond verstand te gebruiken voor zover ik het bezit. Hij was niet van de voordeur, niet van de balkondeur en dat zijn de enige mogelijke sloten in mijn appartement. Behalve een balkon en een stortkoker zat er ook een kelder bij de huur inbegrepen. Ik had daar nog geen sleutel van gezien en wist ook helemaal niet waar de kelder in kwestie was, dus zocht ik mijn zaklamp op en ging op onderzoek uit. Aangezien een kelder tien van de tien keer ergens beneden is leek het mij een slim idee om zo ver mogelijk af te dalen, diep in de diepte.
Ik houd niet van donkere plekken, viezigheid en beestjes waar ik de naam niet van weet, dus zal je wel begrijpen dat ik er niet om stond te springen om richting de onderwereld te lopen. Maar ja, iedereen weet: als je twee vergulde zilveren sleutels hebt die je niet kan identificeren, is het belangrijk om je angsten opzij te zetten en te gaan met die banaan.
Langs een steile stenen trap liep ik naar beneden terwijl ik spinnenwebben en stofnesten langs mijn gezicht voelde waaien. Wild en paranoïde sloeg ik om me heen, alsof ik op die manier mijn stoffige belagers kon uitschakelen. Door mijn spastische armgezwaai verloor ik mijn evenwicht en viel van de trap naar beneden. Steeds sneller tolde ik omlaag, niet in staat om mij ergens aan vast te grijpen wat mijn pijnlijke val kon breken. Met een harde klap kwam ik op de grond terecht en voelde de gigantische blauwe plek op mijn bil al opkomen. Met een pijnlijk gezicht tastte ik in het rond op zoek naar mijn zaklamp tot ik iets voelde. Het leek op een muur, maar dan zonder bakstenen en met een klink in het midden. Ik werd opgeschrikt door Guus Meeuwis die mij luid en duidelijk probeerde te vertellen dat ik gebeld werd. Zo snel als ik kon drukte ik mijn beller weg en maakte een sprongetje van vreugde. Ik had een zaklamp! Eerlijk gezegd vond ik een beetje geluk wel zo eerlijk aangezien mijn billen er nog een zusje bij hadden gekregen. Een schakelaar naast de deur kwam als het licht tot mij en verleidde mij ‘m om te zetten. Boven mij bevond zich een klein metalen bord, waar het door de roest heen een cijfer liet doorschemeren. Nummer 157, daar woonde ik en dat betekende dus dat dit mijn kelderdeur moest zijn. Voorzichtig probeerde ik de grote sleutel in het slot, hij paste. Ik draaide hem langzaam om en duwde de klink naar beneden. Met een piepend geluid, zoals je dat alleen in horrorfilms hoort, ging de deur open.
Alsof ik nog geen duisternis genoeg had gezien was ook mijn kelder pikkedonker. Het enige verschil met de gang waar ik net uit kwam was dat ik in de kamer fluisterende stemmen hoorde. Wanneer je met veel plezier naar Char kijkt en ook niet vies bent van een potje glaasje draaien, dan is het eerste wat in je opkomt wanneer je fluisterende stemmen hoort en niemand ziet, de aanwezigheid van geesten. ‘Uh...hallo?' probeerde ik voorzichtig, terwijl ik mijn telefoonzaklamp door de ruimte liet gaan. ‘Hahahaha', klonk het ver weg, wat voor mij het sein was om versteend te blijven staan en keihard te gaan gillen. Met een ruk vloog er een kleine deur open aan de linkerkant van de kelder. Vreemd genoeg had ik die tot nog toe niet opgemerkt, maar dat maakte het hele gebeuren niet minder ongeloofwaardig. Een grijs hoofd werd naar buiten gestoken. ‘Doe 's een beetje rustig! We zitten gewoon een potje te kaarten en dan vind jij het nodig om eens veel lawaai te gaan maken! Wij fluisteren toch ook, misschien moet jij hetzelfde doen.' Verbijsterd keek ik naar het hoofd, wat mij vreemd genoeg bekend voorkwam. ‘Ja, misschien moet jij hetzelfde doen', zei een tweede naar buiten gestoken kop, dat er precies hetzelfde uitzag als het eerste.
‘Mmm..', stamelde ik, niet wetend wat te zeggen. Dit was immers wel het laatste dat ik verwacht had te vinden: een tweekoppig grijs monster, zomaar in MIJN kelder! ‘Mag ik jullie vragen wat jullie hier in mijn kelder doen?' vroeg ik zo vriendelijk mogelijk. ‘Nou', zei de eerste, ‘technisch gezien zitten wij niet in jouw kelder, we zitten namelijk naast jouw kelder, wat betekent dat we niet op jouw gebied komen en dus geen wetten overtreden.' ‘Ja', probeerde ik opnieuw, ‘maar dat interesseert me eigenlijk niet, wel of niet mijn gebied. Mag ik jullie dan vragen wat jullie doen naast mijn kelder?' De twee hoofden verdwenen terug naar binnen en de deur ging verder open. Een hand van een van de twee stak nog naar buiten en wenkte. ‘Treed binnen in ons domein, mevrouw!' Op mijn knieën kroop ik naar binnen. Een kleine, kleurige, verlichte en haast gezellige ruimte openbaarde zich aan mij. Een tafel, twee stoelen, een lamp en een krat bier vulden het kamertje samen met de twee mannen. ‘Echte luxe is het niet, maar het is beter dan op het station ronddwalen.' En toen wist ik het! Het was de tweeling die altijd rondliep bij de bussen en de ‘AH to go', maar die ik de afgelopen tijd eigenlijk niet meer had gezien. Ik heb nog wel eens overwogen om een zak met kleding van mijn ex-vriend aan hen te geven, maar heb dat uiteindelijk nooit doorgezet. De reden waarom wist ik niet meer. ‘Ik vind het prachtig, als ik eerlijk moet zijn. Jullie hebben er een mooi plekje van gemaakt. Ik heb een 10 keer grotere ruimte, maar daar is het lang niet zo gezellig als hier!' De tweeling glom van trots en bood me een biertje aan. ‘Wil je anders met ons komen kaarten? Hoe meer zielen hoe meer vreugde!' En dat was het begin. Het begin van een nieuwe vriendschap tussen de tweeling en mij. Het begin van een pact waar alleen wij van wisten. Het begin van een regeling waarbij ik zorgde voor eten en op z'n tijd een stickie en zij zorgden voor onvoorwaardelijk plezier en vernieuwende kaartspelletjes. Zij hebben hun voedsel, ik mijn gezelligheid. Een pure win-winsituatie. De enige afspraak die wij hebben gemaakt was dat dit onder ons zou blijven, de buitenwereld zou het immers toch niet begrijpen. En hoe die twee daar ooit terecht zijn gekomen is voor mij nog steeds een raadsel, maar ach...elk geheim heeft zo zijn charme, toch?