Zwarte ruis

  • Datering van de gebeurtenis: Schrijfwedstrijd 2007

Dit verhaal werd ingezonden voor de schrijfwedstrijd 'De zomerse geheimen van Tilburg'. Deze wedstrijd is onderdeel van 'Tilburg Schrijft', een samenwerking van Cultuurmanifestatie Tilburg 2007 en OBT Midden Brabant.

De zwarte kist zakt langzaam in het donkere gat. Tranen zwaar als lood biggelen langs mijn gezicht de afgrond in. Bomen bewegen als dansende geraamten in het omfloerste licht. Ik ben alleen. Eén met de nacht en de door zware wolken verduisterde maan.
Herinneringen vloeien als honing door mijn koude, stille hart.

Regelmatig word ik 's nachts rillend en badend in het zweet wakker. Wild sla ik met mijn armen om me heen.
Overdag ben ik prikkelbaar en heb ik zin om kopjes en borden tegen de grond te smijten. Soms wordt het plotseling zwart voor mijn ogen; alsof er een duistere mist mijn bewustzijn benevelt.
Nog steeds schaam ik me verschrikkelijk voor wat ik heb gedaan. Als ik mijn zonde eens weg zou kunnen wassen in de heldere onschuldige zee... Ik ben een betrekkelijk vredelievende man, kan niet goed tegen ruzie en zou al helemaal nooit iemand in elkaar slaan. Nimmer heb ik dit aan iemand durven vertellen. Het kostte me tranen, veel zweet en af en toe een paniekaanval om dit verhaal op papier te krijgen.

De hoge flats wierpen lange, strakke schaduwen op de stenen tegels voor me. Vastberaden speelde de wind met mijn lange grijsgroene jas. Mijn donkere gehoornde bril werd bijna van mijn hoofd gezogen. Op mijn werk had ik bruut ontslag gekregen. De baas had met een harde ijzige blik in zijn ogen meegedeeld dat mijn werkprestaties achterbleven bij die van de anderen in het team. Gedesillusioneerd had ik hem aangestaard.
Ik moest denken aan Dinky, mijn allergrootste vriend; de zwart glanzende tijger met de ogen die alles schenen te begrijpen. Mijn liefde voor de kat was groter dan voor ieder ander mens in mijn naaste omgeving. Bij hem vond ik troost en geborgenheid.
De deur maakte een huilend geluid toen ik hem opendeed. Olga, mijn vrouw zat in het milde avondlicht aan tafel. Haar benen, waar spataderen als riviertjes overheen kronkelden, had ze luchtig om de houten tafelpoot gevouwen. Een grote fles jenever stond half leeg voor haar.
‘Kom er b-bij...' zei ze.
‘Schenk mij ook wat in!' zei ik geïrriteerd en plofte neer in een stoel. Boos keek ik haar aan. Haar ogen, zo jong als ze was, stonden levenloos in haar doorschijnend witte gezicht. De monsterlijke wrat op haar kin leek de laatste weken gegroeid te zijn. Haar vlezige buik bolde wanstaltig boven de tafel uit.
‘Hoe was je... d-dag?' mompelde ze. Verdwaasd keek ze me aan en hikte hard.
‘Slecht... zeer slecht...' zei ik en schonk zelf maar mijn glas vol met de drank, wetende dat het spul mijn keel genadeloos in brand zou zetten.
Dinky sprong op mijn schoot. Zijn intelligente blauwe ogen keken mij nieuwsgierig aan. Hij liet zich mijn gespannen strelingen over zijn rug welgevallen. Luid spinnend sloeg hij zijn kleine nageltjes in mijn benen.
Al jaren leefde ik met de kat. Sinds ik Olga binnenliet in mijn huis en geest werd op slag alles anders. Dinky zag haar als een indringster, dat kon ik zien aan zijn jaloerse blik als Olga naast me kwam zitten en kussen in mijn nek drukte.
Zo graag wilde ik nu het warme lichaam van mijn vrouw tegen me aan voelen, mijn tranen de vrije loop laten, maar ze was met haar gedachten in het land van ongenaakbaar levende onschuld blijven hangen. De drank hield haar onwezenlijke droom altijd levende. Wat kon ik haar ook kwalijk nemen? In Rusland was alles zó anders. De mensen hier waren voor haar als sneeuwpoppen. De warmte die ze altijd van haar familie kreeg, ontbeerde ze hier. Ze zocht die prikkelende en zorgzame hartelijkheid in alcohol. Ik had genoeg van haar - eigenlijk niet van haar, maar van de drank - die ze de laatste tijd voor mij aan zag. Maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen deze vrouw de deur te wijzen. Waar moest ze dan in hemelsnaam heen?
‘Ksst!' schreeuwde ik ineens. Mijn zwaar gehavende zenuwen tikten met kleine hamertjes gaten in mijn lichaam. Geschrokken van mijn plotselinge drift, sprong hij, vreemd miauwend, van mijn schoot af.
Teleurgesteld liep ik de keuken in, waar Dinky op het aanrecht was gaan zitten. Weer draafde er een peloton aan opgekropte haat- en wrokgevoelens door mijn lichaam. Ik begon te trillen over heel mijn lichaam, steeds heviger en heviger. Dinky keek me met angstige, schuldbewuste blik aan.
In een reflex pakte ik hem op en drukte hem tegen mijn borst. Zachtjes begon ik te huilen. Grote dikke druppels vielen op zijn zwarte vacht. Hij hield zich stil. Bewoog zijn pootjes niet. Zijn kop had hij naar beneden gebogen. Kristalscherpe pijn en woede doorkliefden ineens mijn borst. Elektrische energie door mijn handen, benen en hoofd. Een waas voor mijn ogen. Ik legde mijn handen stevig om zijn nek en drukte eerst zacht, maar naarmate de stroomschoten bleven voortduren harder, totdat hij slap als een doek in mijn handen hing.
Verbaasd keek ik naar hem. Het drong niet door wat ik met hem had gedaan. Ik liet hem uit mijn handen vallen. Daarna viel ik zelf ook op de grond.
De omgeving verdronk in een zee van zwarte tranen. Ik zeilde eenzaam op sombere hoge golven naar de oever van eindeloze, ruwe smart.