Lief dagboek

  • Datering van de gebeurtenis: Schrijfwedstrijd 2007

Dit verhaal werd ingezonden voor de schrijfwedstrijd 'De zomerse geheimen van Tilburg'. Deze wedstrijd is onderdeel van 'Tilburg Schrijft', een samenwerking van Cultuurmanifestatie Tilburg 2007 en OBT Midden Brabant.

Het verleden meedragend loopt hij het plein op. De toren lijkt verlicht in de schemering van de nacht. Net als toen, luidt de klok een keer. En dan niet.
De voetstappen vertragen met zijn hartslag. Tik, tik, tik.
Een traan druipt langs zijn wang omlaag. De moeilijkste die een man ooit heeft gehuild.
Op dat moment was er niks, alleen hij de toren en het duister om hem heen.
De wind die net nog zo hard waaide lijkt te zijn gestopt en de voorbij gereden auto lijkt in dat niets te zijn opgelost.
Een minuut blijft hij staan, om vervolgens weer zijn weg te volgen.
Van de herinnering is niets meer over, maar het moest, het moest.

Jarenlang heeft hij gewerkt als een bezetene. Iedere penseelstreep die hij had geschilderd was er een geweest. Zijn hart en ziel waren er al jaren aan verkocht. Maar dat wist zij niet, en kon ze niet weten. Als hij haar in zijn armen hield, was hij weer jong. Als hij haar kuste op haar wang gloeide zijn hart. Als hij haar in haar ogen keek verhoogde zijn hartslag naar het maximum. Maar niets van dat alles was er nog. Alles wat restte waren wat verflagen op een wit doek.

Na het zien van dit alles, knapte er iets. In zijn verleden kon hij niet leven. Hij moest verder.
Hulp zoeken, praten. Niet alleen met zijn gedachten of met god, maar met mensen.
Zonder er bewust van te zijn, gooide hij zijn kwast weg.
Terwijl hij dat deed, verloor hij een stuk van zijn hart. Mee met de kwast de prullenbak in.
Achter hem hoorde hij iemand glimlachen. Een seconde keek hij om, en begon dan te rennen.
Terwijl de vlammen van liefde zich aan alles vastklampten.

Nu lopend in deze duistere nacht, zeven meter verwijderd van de klokkentoren, hoort hij de klok nog een keer slaan.
Een zucht van verlichting verlaat zijn lichaam.
Hij staat er nog. Dat is tenminste iets.

Tot morgen,
Ivana Benko