Jacht

  • Datering van de gebeurtenis: Schrijfwedstrijd 2007

Dit verhaal werd ingezonden voor de schrijfwedstrijd 'De zomerse geheimen van Tilburg'. Deze wedstrijd is onderdeel van 'Tilburg Schrijft', een samenwerking van Cultuurmanifestatie Tilburg 2007 en OBT Midden Brabant.

Nauwelijks had Noah een voet binnen gezet of het begon al.
‘ Wilt u een kaartje voor de linkerkant, de rechterkant, of beiden?' De vraag van de baliejuffrouw had hij ergens wel verwacht, maar toch overviel ze hem. Straks gaat het hier al mis, zul je zien. Zijn ogen scanden het neutrale gezicht van het meisje voor hem, alsof hij rond haar mondhoeken een aanwijzing zou vinden over de zaak die hem hier had gebracht. Ze was ietsje ouder dan hem, al maakte een sierlijke vlecht over de schouder haar wel wat jonger. Noah fabriceerde eerst een lange ‘Eeeeeeeuh' om wat tijd te winnen, tijd die hij hard nodig had om nog even snel de inhoud van de uitnodiging na te gaan in zijn hoofd. ‘Eén keer het Natuurmuseum alstublieft', zei hij uiteindelijk, een beetje te hard eigenlijk. Het kaartje werd geprint, en met de boodschap dat ‘ je de jassen hier om het hoekje in een kluis kon stoppen' aan Noah overhandigd. Na een werkelijk ultrakorte glimlach, alsof een gebit iets was waar zeker baliejuffrouwen nu eenmaal zó zuinig op moeten zijn dat ieder daglicht fataal kan zijn, zocht de juffrouw geroutineerd een nummer uit een telefoonklapper en tikte het in. Noah hoorde een kiestoon, en constateerde dat haar glimlach al lang vervangen bleek door een blik die het plafond op onvoorziene decoraties scheen af te speuren. Noah keek dus ook maar even omhoog. Maar hij zag niks, en vertrok.

Met het moment dat hij zijn jas in het kluisje legde voelde het voor Noah alsof hij net een compleet harnas opgeborgen had. Vrijwillig nog wel. Vanaf nu, besefte hij, kon achter ieder hoekje, na iedere bocht, van uit elke vitrine zijn persoonlijke roofdier opduiken, en hij zou weerloos zijn. Hij was opgejaagd wild vanaf dit moment, en dat in een Natuurmuseum. Dat had hij weer mooi voor elkaar.

Wat ongemakkelijk schoof hij richting de ingang. Sommige mensen waren juist dol op zulke musea, wist hij. Je kon er namelijk heerlijk dwalen door de verstilde zalen, en het beste was: als je later weer eens terugging, was er vaak praktisch niks veranderd. En dat was eigenlijk alleen maar mooi, klonk het dan diepzinnig, omdat het glas van de vitrines dan een soort spiegel van je eigen ziel werden. Waarin je dan des te beter kon ervaren hoe je zélf veranderd was. Meestal sloegen zulke mensen daarna dan ook nog eens de ogen een tikkeltje melancholisch neer, plukten wat aan hun kin of probeerden anderszins hun woorden een air van mystiek mee te geven. Maar één list der liefde kon zelfs zo'n museum tot één groot mijnenveld maken, zo merkte Noah nu al. Iedere verdachte beweging kon hem te veel worden, en te veel dingen bewogen verdacht. Nu al. En dan was hij nog altijd niet eens echt binnen.

Of nou ja, list der liefde, dat viel eigenlijk nog maar helemaal te bezien. Verliefd ben je immers op een min of meer concrete ander, en daar ontbrak het Noah nog een beetje aan. Want voor of met wie hij nu concreet aan deze hele expeditie was begonnen, was voor hem nog altijd een geheim. Een zoet geheim, dat wel. Maar toch ook een geheim met bijwerkingen. Het enige waar hij zeker van kon zijn, was het achtergelaten berichtje in zijn gastenboek.

Toen hij laat deze ochtend uit routine zijn webpost en eigen pagina was nagelopen op zijn computer, wat wel vaker het best haalbare alternatief was voor een ochtend die eigenlijk niet wilde, had zij zich bijna in zijn melk verslikt toen hij las:

Message Date: Today, 09:39
Sender: Unknown

Dag Noah

Onze egeltjesdans heeft nu wel lang genoeg geduurd. Ik zie je vanmiddag tussen 13 en 14u in het N-Museum. Anders niet.

XX

Sindsdien hadden Noahs hersenen overuren gedraaid, maar zonder resultaat. Hoofdzakelijk bemoeilijkte vooral het gegeven dat het gisterenavond vrij royaal zijn verjaardag in de stad had gevierd de recherchewerkzaamheden nogal. Niet alleen had hij als feestvarken voor zijn gevoel met ongeveer de halve stad moeten praten, ook zijn geheugen was hem wel eens behulpzamer geweest, merkte hij al tijdens het douchen die ochtend. Verdachten te over dus, allemaal zonder alibi en allicht enkelen nog met een motief ook.Tsja, iemand uit de stad, zo veel was zeker. Het zou iemand van werk kunnen zijn, iemand van de gang, of misschien een dapper schot vanuit de tweede lijn. Niet geheel onmogelijk was het R. Die kon onmogelijk vergten zijn dat het gisteren zijn verjaardag was.

De netjes gerangschikte vogelogen in de eerste gang keken Noah verdacht sereen aan. De 180 paar kijkers verontrustten hem minder dan juist dan ene paar dat hij nu niet kon zien, maar waardoor hij zich zelf wel permanent bekeken voelde. In het restaurant achter de glazen vogelwand zaten twee oudere dames koffie te drinken, en het baliemeisje met de vlecht deed wat tafeltjes af. Af en toe klonk er vanuit de doe-het-zelf kasten bijbehorend gezang en informatie over het broedgebied van een van de vogels, maar Noah hoorde het amper. Alsof hij zijn sleutelbos verloren had, zo secuur keek hij mechanisch van links naar rechts door de zalen, zonder iets te zien. Ook haar niet. Af en toe draaide hij zich ineens kort om, zoals iemand die tijdens het verstoppertje spelen zijn onzichtbare prooi wil verrassen. Aan het lezen van enig informatiebordje kwam hij niet toe. Liever besteedde hij zijn blikken aan de spiegels die hoog in een hoek hingen. Die bezorgden je tenminste nog een extra paar ogen in je rug.

Bij het trapgat naar de eerste vedieping bleef hij even staan. Hij verbaasde zich over de akleig gewone katten-en konijnenkoppen die hem vanachter hun glazen huis aangaapten. Uit één kat stoof wat witte pluisvulling op. Een wond uit een andere wereld. Noah was altijd gek op katten geweest. Onwillekeurig dacht hij terug aan de verhalen van de moeder van R. . Altijd als er één van de huisktten verdwenen was, en dat gebeurde met de regelmaat van de zomer, vertelde ze aan R. en hem dat ‘ Spoon vast en zeker een eindje was gaan liften met een vrachtwagenchauffeur, ik denk naar Spanje'. Twee even hoopvolle als dankbare kinderlijfjes schudden dan als koren door hun instemmend geknik. Zo was het. Zo moest het wel gegaan zijn. Het kon niet anders. Ze hadden hem hier nu eens moeten zien.

De eerste verdieping was vooral bedoeld voor schoolreisjes. Om een beetje tot zichzelf te komen schoof Noah gretig achter het scherm waar je een memoryspel kon spelen. Prettig gedachteloos spitte hij door de plaatjesparen. Olifant bij olifant, kuifspecht bij kuifspecht, zebra bij zebra. ‘ Steeds opnieuw twee dieren uit de wanorde op het droge trekken, dat is goed voor een mens,' stelde Noah half hardop en tevreden vast. Hij rekte zich even lekker uit het te kleine stoeltje, en merkte dat in zijn lichaam de herstelwerkzaamheden na gisteravond al lekker opschoten. Met gepaste trots vulde hij dan ook zijn naam in voor de topscorelijst en wilde weglopen. Maar vroor bijna vast aan zijn stoeltje bij het verschijnen van de bijgewerkte scorelijst:

2. Noah 56 sec
3. Edgar 59 sec
4. Sanne 64 sec
5. WAARBLIJFJE, N? 72 sec

Ze was hier dus ook geweest! En ze wist dat hij hier was, dat hij precies op deze plek hetzelfde spel zou spelen...Gehaast schoot Noah van zijn stoeltje, en schoot de trap op naar de bovenste verdieping van het gebouw.

Tot zijn verbazing bevond hij zich daar in een omgebouwde treincoupé. Van daar uit kon je overstappen op verschillende expositiezalen. Het was er warm. Op de groene treinbanken was een jongetje in slaap gevallen, en twee kleuters voerden een verhitte discussie over de vraag waar een duizendpoot 's nachts al zijn schoenen moest laten. Welke zaal nu te kiezen? Gewoon maar de eerste pakken, ‘Waarom seks?' ? Nee, daar was het nu even niet het moment voor. Te gemakkelijk ook. Hij liep langs het slapende jongetje en sloeg linksaf, naar de zaal ‘Spelen!'

Het was daar wat donkerder dan in de andere zalen, dus Noah scherpte al zijn zintuigen nog maar eens extra. Het rook er lekker, naar een mix van kaneel sinaasappel. Dat hoorde bij een spelletje, daar stond het hier vol van. Een boksbal, een soort puzzel met sjoelstenen, een reflexentest: één grote arena waarin iedereen vast wel iets kon vinden waarmee hij de ander kon imponeren. Noah liet het liggen. Alles in deze zaal had met instinct te maken, las hij op de muur. ‘Jagen zit vleesetende dieren in het bloed. Het is een instinct. Instinct: dat wat je niet hoeft te leren, maar wel kunt verbeteren door te oefenen.' Noah las niet verder, zijn hoofd kon aan al die losse letters nu toch geen betekenissen plakken. Wel bleef hij even stilstaan bij een felgroen geschilderde vitrine in een hoek. Een opgezette cheetah met een trotse pluimstaart zat daar een angstig hertje danig op de hielen. Zo erg zelfs dat het hertje ieder moment ongenadig hard met zijn neus tegen het glas zou botsen, zou deze bevroren scene een fractie worden doorgespoeld. Dat beide beesten ook een labeltje om hun poot hadden ergerde Noah niet eens. De wrede schoonheid vanhet tafereel had hem al te stevig geboeid. Cheetahs gaven hun jongen altijd een nog levende prooi zodat die er nog wat mee konden spelen, wist Noah. Net als ik. Want wat is verliefdheid anders, bedacht hij, dan je harnas uit doen, en jezelf tot prooi en speelgoed maken van die ene ander ? Wreed soms, uiteindelijk bijna altijd, maar toch mooi. Maar welke ander? Hij wist het niet, nog steeds niet.

Een beetje beduusd nog van de cheetah waggelde Noah nog wat door de zaal en ging tenslotte weer terug naar de treincoupé. Hij aarzelde of hij nog een zaal zou bezoeken, maar eigenlijk had hij het wel een beetje gehad met dit gedoe. Hij wilde zich omdraaien om aan de afdaling te beginnen naar de uitgang, toen er uit de museumspeakers een blikkig omroepbericht klonk: ‘ De heer Noah Giessen, wil de heer Noah Giessen zich beneden melden bij de balie. Er is een boodschap voor u.'

De balie was verlaten, ook het meisje met de vlecht was weg. Wel lag er inderdaad een enveloppe met zijn naam er op. Noah verslond hem gretig. Hij las:

Ga naar de vitrine met de cheetah en het hert.
Daar zul je mij ontdekken.

XX

Hij holde terug, de trappen op, de katten langs, de trein weer in. De cheetah, zou ze juist bij de cheetah... Hij maakte een scherpe bocht de zaal in, en speurde hijgend de vitrine af. Het felle groen leek wel te dansen voor zijn ogen. Maar hij zag niks, niemand. Alleen de twee oudere dames die hem aankeken met een bezorgd onderzoekende blik, alsof hij zelf een roofdier was geworden. Hij liet zijn hoofd in zijn schouders zakken, en toen pas zag hij de olijke witte letters op de benedenhoek van de vitrine:

Vangen en loslaten,
Weer vangen en
Weer loslaten.

Een wreed maar leerzaam spel.

Noah verliet zonder iets te zeggen het museum. De baliejuffrouw groette hem nog, maar hij reageerde niet. Ze was weer in een telefoongesprek verwikkeld. Ze fluisterde wat in de hoorn. Ze lachte.