Fraters van Tilburg naar de Antillen

  • Datering van de gebeurtenis: 1886

Vanaf 1857 werd er regelmatig vanuit Curaçao een verzoek aan Tilburg gericht om fraters over te laten komen ten bate van het onderwijs op de parochiescholen. De fraters waren nodig om onderwijs aan jongens te geven. In het onderwijs aan meisjes was reeds voorzien, al vanaf 1842 waren de Zusters van Roosendaal actief. Curaçao was arm, het katholieke onderwijs had weinig geld te besteden en in principe was het werk van de fraters kosteloos. In eerste instantie werd er geen gehoor gegeven aan de verzoeken. De fraters konden in Nederland niet gemist worden. Na lang aandringen en doorzetting van Mgr. Kieckens (Curaçao) gingen er in 1886 drie fraters scheep naar Curaçao. Deze fraters waren gevormd in de Congregatie van O. L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, gesticht door Mgr. Zwijsen in 1844. De drie fraters Mauritius, Ludgerus en Patricius vertrokken met een surveillant, een timmerman en een kok vanuit Rotterdam, via New York naar Curaçao. Daar kwamen ze aan op 13 november 1886. Zij vestigden zich in Huize Fuego.
Vanaf die tijd kwamen er regelmatig fraters naar Curaçao. In 1887 werd de eerste steen voor een internaat het Colegio gelegd, in 1892 kwam de Vincentiusschool gereed. Van de voorgenomen plannen om ook een opleiding voor priesters te beginnen, is nooit wat uitgekomen. In 1914 vertrokken er voor het eerst fraters naar Aruba en Bonaire. Op Aruba was er een dringend verzoek vanuit ouders om mannelijke onderwijzers. Op Bonaire kwamen de verzoeken van de pastoor en Zusters van Roosendaal. Het aantal scholen nam overal toe en daarmee het aantal leerlingen. De eerste fraters van Aruba waren frater Gerontius van Ierland, Dismas van den Heuvel en Constantius Adams. Op Bonaire waren frater Maxentius Bayers, Conradus de Jong en Majella Kramps.
Vanaf Wereldoorlog II was er sprake van een groeiende industrie, de olieraffinaderij. De aandacht voor kennis en ontwikkeling nam toe en daarmee ook de belangstelling voor het onderwijs. Een strijd over het godsdienstonderwijs was gaande; de fraters wilden Nederlandstalig onderwijs, de paters die vanouds les gaven op de Antillen pleitten voor onderricht in de volkstaal. Ook was er onenigheid om gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Na 1920 kende men betere tijden o.a. door de eerder genoemde vestiging van de olie-industrie. Er was volop werk, de lonen waren hoog. Het leren van de kinderen, hun cognitieve ontwikkeling, was een garantie voor een zorgeloze toekomst. Het Thomascollege groeide snel. In 1931 volgde er een uitbreiding met het St. Albertuscollege op Pietermaai. Het aantal fraters nam toe, een derde fraterhuis werd opgericht. Ook de kwaliteit van het onderwijs werd steeds beter. In 1931 volgden 2246 leerlingen onderwijs op het Thomascollege, het Albertuscollege, de Vincentiusschool, de St. Jozefschool, op Scherpenheuvel, Aruba en Bonaire. In 1935 kwam er een financiële gelijkstelling tussen bijzonder en openbaar onderwijs, vastgelegd in de Onderwijsverordening van 1935.

Foto: Collectie Beeldonline Regionaal Archief Tilburg