Kerkelijke deelnemers aan de H. Sacramentsprocessie (6/6)

  • Datering van de gebeurtenis: Jaren zestig

Zusters van Koningsoord (Berkel) waren bij de H. Sacramentsprocessie nauw betrokken door o.a. het beschikbaar stellen van de tuin van hun abdij en het verlenen van diensten. Broeder Samuel, afkomstig van abdij Koningshoeven, zorgde voor het bloementapijt. De zusters leefden mee met het lief en leed in de buurt. Normaal gesproken kwamen de inwoners van Berkel niet vaak op het terrein van dit klooster, met uitzondering van buurtgenoten zoals het gezin van de Laak.[1]

Kerkmeesters vormden het kerkbestuur. Ze hadden elk een verantwoordelijkheid ten aanzien van bijvoorbeeld het onderhoud van de kerk, het secretariaat, de financiën en het deelnemen aan vergaderingen. Tijdens de sacramentsprocessie droegen de kerkmeesters een jacquet en witte handschoenen.

Misdienaars liepen voorop in de stoet met flambouwen en processiekruis. Voor het H. Sacrament liepen misdienaars met schaaltjes in de hand waarop een voorraad wierook. De twee misdienaars die het H.Sacrament bewieroken, liepen de hele stoet achteruit. Jan van Wees en Wil van de Broek (beiden uit Tilburg) deden mee omdat het moest’. Jan van Wees kreeg van de pastoor als misdienaar de opdracht om mee te lopen. ‘Deed je dat niet, dan kreeg je van de pastoor ervan langs’. Jan Esman echter, was misdienaar in de Hasseltse Kerk. Op mijn vraag hoe hij het meelopen in een processie had ervaren, antwoordt hij nog steeds enthousiast: ‘Ik was zo trots als een aap! Ik kwam uit een arbeidersgezin, dus veel hadden we niet te verteren. Zo’n processie was zo mooi en zo plechtig. Ja, dan was je erg trots dat jij voorop mocht lopen. Zó trots zelfs, dat je thuis een altaartje nabouwde, dan kon je zelf ‘misje spelen’.

Zélatrice Jo Hoppenbrouwers was dé organisator van de sacramentsprocessie in Berkel. Zij woonde dicht bij het Trappistinnenklooster en was daar kind aan huis.[2] De zelatrices en/of de dames van het missiecomité zorgden voor de aankleding van de bruidjes. Weken van tevoren werden de jurkjes op school gepast en gereserveerd voor de bruidjes. De zelatrices zorgden voor het beheer van de vaandels, de flambouwen en andere attributen. In het parochiearchief zijn geen draaiboeken of lijsten van opstellingen gevonden zoals de gevonden lijsten in het archief van Oisterwijk.

Dit verhaal is een onderdeel van een 'paper' dat werd geschreven in het kader van de studie ‘Regionale geschiedenis in Brabant: werkcollege ‘Dagelijks leven in rooms Brabant 1917 – 1954’ aan de Universiteit van Tilburg o.l.v. Prof. Dr. A. J. A. Bijsterveld.


[1] Interview Nel de Kort van de Laak, april 2004[2] Interview Cees en Annie Robben