'Omdat ik nog zo gek met het vak ben!'

  • Datering van de gebeurtenis: november 2005

Nathalie: vond u het leuk in de fabriek te werken en vond u het erg om alleen te staan, wanneer er iemand ziek was op de fabriek?
Ad Brants: als collega’s ziek zijn dan is dat altijd wel een belasting voor degene die doorwerken. Dat is altijd zo geweest en zal altijd wel zo blijven, maar ik vond het helemaal niet erg om in de textiel te werken. Integendeel, ik heb er ruim 50 jaar gewerkt en voor mijn is mijn werk altijd mijn hobby geweest. Dus ik mag mezelf gelukkig prijzen.
Nathalie: wilde u als kind al graag in de fabriek werken?
Ad Brants: mijn moeder ging met mij naar de Ambachtschool, om mij op te geven voor een bepaald beroep. Ik was 14 jaar maar ik had nog geen idee. Voordat mijn moeder aan de beurt was, was ik al drie keer van beroep veranderd. Ik woonde in een volksbuurt en de meeste mensen werkten al in de textiel, ook mijn vriendjes van de lagere school. Iedereen ging naar mijn idee naar het fabriek, dus ik zeg tegen mijn moeder: dè wil ik òk! Zo belandde ik bij de firma Eras, hier op ‘t Goirke, waar nu de garage is was Karel de Boom en waar ze nu nieuwe woningen wegzetten. Daar heb ik gewerkt, en ik begon er als kruljongen. Ik moest draden aan elkaar knopen in de kettingscheerderij. Als die pijpjes bijna leeg waren moest ik zorgen dat daar weer nieuwe aangeknoopt waren. Dat deed ik een maand of zeven en toen mocht ik naar de spoelerij om die kleine hulsjes over te spoelen op klossen. Pas daarna kwam ik terecht in de weverij. Het was toen nog zo dat een wever all-round moest zijn. Hij moest zijn ketting klaarmaken en zijn spullen inrichten en hij moest weven. Daar moest ik allerlei hulpwerkzaamheden doen, zoals het rijgen van een riet als de ketting er op zat, en dan moest ik met een haakje de draden er doorheen halen. Als je dan een keer twee keer in hetzelfde gaatje stak en de spullen waren klaar en de wever ging aan het weven, dan zag-ie: hee, hier zit "een dubbele". En dan kreeg ik in het gunstigste geval een hoop gemopper, maar in andere gevallen kreeg ik een draai om mijn oren en van: snotneus, hè-de ‘t wir verkeerd gedaon?!
Nathalie: (ontdaan) maar daar kan jij toch ook niks aan doen als je het per ongeluk verkeerd doet?
Ad Brants: nee, dat weet ik wel, maar die wever die werd betaald per duizend inslag. Als hij aan het inrichten was dan kreeg hij daar niks voor. Dus hoe meer hij werd opgehouden, des te minder verdiende hij. Een fout van zijn hulpje kostte de wever altijd weer een paar centen van zijn weekloon.
Nathalie: maar werd dat op den duur niet vervelend als je heel de dag naar een stuk moest kijken hoe groter die werd?
Ad Brants: ik was een beetje een rusteloos figuur, dat klopt. Ik ben dus maar even wever geweest. Ik vond het interessant om te leren maar toen ik het eenmaal kende ook weer saai, want ik was gebonden aan één plek. Dat vond ik een ellende, dus ik werd zo snel mogelijk ‘aandraaier’: dingen als twee kettingen aan elkaar draaien of kamrijgen. Dan kon ik een paar uur hier zijn en een paar uur daar helpen en dan vloog de dag voorbij. Tot op het moment dat ik stalenwever mocht worden.
Nathalie: wat is dat dan?
Ad Brants: elke fabriek had een ontwerper en er was dus iemand nodig die de ideeen van de ontwerper uitwerkte op de weefmachine.
Nathalie: was het nou niet vies en stoffig in de fabriek?
Ad Brants: het was wel stoffig, ja.
Nathalie: daar word je toch snel ziek van!
Ad Brants: dat zeggen de bezoekers die hier (in het Textielmuseum) komen ook: is dat niet stoffig? Bij de wolverwerking valt dat nog wel mee, maar in de katoenindustrie van bijvoorbeeld Pijenbroek was de stof veel fijner, en dat is veel ongezonder. De wol kriebelt hoogstens.
Joey: werkt u er nog steeds?!
Ad Brants: ik werk hier nu twee dagen in de week... Omdat ik nog zo gek met het vak ben! Ik geef rondleidingen, aan groepen en ik rommel wat aan, in het depot. Zo hoef ik in ieder geval niet achter de geraniums te zitten!
Rody: maar u werkte toch niet meer?
Ad Brants: rondleidingen geven is ook wel een vorm van werken, vind je niet?

In opdracht van het Stadmuseum, voor het ‘Geheugen van Tilburg’, heeft de Werkgroep Saanderdaags kinderen gevraagd oud-textielarbeiders te bevragen over hun arbeidsverleden. De deelnemende kinderen komen uit groep 8 van de basisschool te Hasselt. De oud-textielarbeiders zijn woonachtig in verzorgingshuis ‘Den Herdgang’ of betrokken bij het Textielmuseum.

Media