De Ploegendienst

  • Datering van de gebeurtenis: november 2005
Ivan: wat waren uw werkdagen?
Dhr v Beers: ik heb bij Mommers gewerkt, waar nu het textielmuseum is. Wij moesten vroeger als kind 48 uur per week werken. Daar was ook de zaterdag bij betrokken. Dan moest je ’s morgens om acht uur beginnen, tot twaalf en ‘s middags van half twee tot zes. Dus dan had ik anderhalf uur pauze. Dan kon je wat eten en de meeste gingen even naar huis. ‘S zaterdags moest ik werken van ‘s morgens acht tot half elf. Ik werkte 48 uur voor twee gulden en 28 cent. Maar in ploegendiensten begon je al om vijf uur, tot twee, of van twee tot elf. Maar wanneer je nog geen 18 was dan mocht je nog niet aan een stuk zo lang werken dus dan werd dat veranderd. Dan begon je ‘s morgens van vijf tot negen en dan ging je van negen tot half twee naar huis, en dan kon je weer van half twee tot zes. En vanaf zestien jaar ging je vaak van negen tot half twee en ‘s avonds van zes tot tien. Maar je moest achttien jaar zijn, wou je in de volledige ploegendienst werken.
Dhr Mels:
En er waren ook nog wel nachtdiensten, hoor. Ik heb ook bij Thijs van Zuylen gewerkt en zunne zoon het vak nog geleerd.
Dhr v Beers: ja, wanneer er in ene keer iets aan bijvoorbeeld de marine geleverd moest worden, en die stoffen moesten binnen korte tijd klaar zijn, dan werd er nog wel eens ook ‘s nachts gewerkt. Maar dan moesten ze extra personeel aannemen, en dat deden ze niet graag. Later werkte ik bij Anton de Rooy, en in de oorlog bij Swagemakers-Bogaerts. Maar ik ben uiteindelijk weer teruggekomen bij Mommers en van daaruit ben ik naar de katholieke hogeschool gegaan.

Lusmary:
was het leuk om in de textielfabriek te werken?
Dhr Jansen: nou, niet altijd natuurlijk. Want het was dikwijls heel veel geweld. Zeker in de weverij. Onnoemelijk veel geweld, zelfs. Ge het ‘r mensen bij die er nou nog zowat doof van zijn. Dat noemen ze bedrijfsdoof. Het geweld van die machines, dat drong diep tot je door. We hoorden het alleen nog als der hard gesproken wordt. En vaak zaten wij tegenover mekaar, dan konden we ook nog liplezen. Dus het was niet altijd Rozengeur en Manenschijn.
Dhr Mels: In de weverij ging het altijd van tsjingggg! Tsjingggg! Tsjingggg! Daar stonden honderd ketaawe bij wijze van spreken, dat was een geweld dat ‘t niet mooi weer was! Dan kon-de mekaar niet meer verstaan, dus dat ging van heeeeej!!
Mw vd Put: de spoelerij ook! Nou!

Lusmary:
maar waren er dan ook leuke dingen?
Dhr Jansen: er was ook het handenarbeid. In het begin moest je als jonge man het vak leren op een klein machientje, wat met de hand werd gedraaid, om een tapijtje te maken. Dat vond ik wel leuk.
Dhr de Rooy:
ik heb 32 jaar bij van de Bergh gewerkt en twee jaar bij d’n Enneking.

Stephany:
en wat heb ik nu aan, is dat zijde?
Dhr Jansen:
het zal een combinatie zijn van katoen en synthetiese stoffen.

In opdracht van het Stadmuseum, voor het ‘Geheugen van Tilburg’, heeft de Werkgroep Saanderdaags kinderen gevraagd oud-textielarbeiders te bevragen over hun arbeidsverleden. De deelnemende kinderen komen uit groep 8 van de basisschool te Hasselt. De oud-textielarbeiders zijn woonachtig in verzorgingshuis ‘Den Herdgang’ of betrokken bij het Textielmuseum.