Het vervolg van mijn verblijf op de St. Janschool (slot)

  • Datering van het verhaal: 1954/1958
De leerlingen van de St. Janschool waren in hoofdzaak voorbestemd voor te gaan werken in de industrie. Op een enkele uitzondering na, gingen deze dan ook werken. Voor een deel van de leerlingen vond vervolgopleiding plaats aan de ambacht- of textielschool. Zo zag je 's-morgens op ‘t Goirke in alle vroegte dan ook oud-leerlingen in een veel te grote overall, met een broodtrommeltje onder de arm en een fles drinken in de zak naar de fabriek lopen. Een fabriek waar in vele gevallen ook hun vader werkzaam was. Het moet dat beeld zijn wat Frater Wilbertus er toe heeft aangezet in de wintermaanden een vorm van herhalingsonderwijs aan te bieden aan die jongens welke van verder onderwijs verstoken bleven. In de wintermaanden konden deze jongens hun vaardigheden op gebied van taal en rekenen zo op peil houden. Twee avonden in de week werd er herhalingsonderwijs gegeven. Had je drie jaar achtereen deelgenomen dan kreeg je een verklaring. Om dat enige waarde te geven werd deze aangeboden kompleet ingelijst. Als bijlage is een afbeelding bijgevoegd. Van deze gelegenheid werd dankbaar gebruik gemaakt getuige het feit dat er jaarlijks minstens drie groepen gevormd konden worden. Op deze manier hield de school contact met zijn oud-leerlingen en konden deze laatste hierdoor hun kennis op peil houden.

Voor het vak wat de voorliefde van frater Wilbertus had was echter geen tijd. Het geven van godsdienstonderwijs werd daarom gecompenseerd door een zgn. jongenscongregatie. Eenmaal in de maand, zondagmiddag om 12.30 uur, werden alle jongens die de school hadden verlaten uitgenodigd voor een godsdienstbijeenkomst in de kerk. Een kapelaan gaf daar uitleg over godsdienstvraagstukken. Er werd gebeden en er werden liederen gezongen. Om te bereiken dat je als jongeman daar ook naar toe ging werd in de week daarvoor thuis een kaartje bezorgd. Er werd verwacht dat je ouders je daar naar toe zouden sturen. In die tijd hadden de meeste ouders nog een heilig ontzag voor alles wat geestelijk was en dus kreeg je de opdracht daar op de bewuste zondag naar toe te gaan. Het toegezonden kaartje moest je daar inleveren zodat men kon zien wie er geweest was. Je begrijpt dat we na enige tijd wel op de bewuste tijd van huis gingen maar niet altijd naar de congregatie. Het kaartje gooiden we dan gewoon weg. Je moest er niet aan denken wat de gevolgen zouden zijn als men dat 's-maandags, bij het opruimen van je zondags pak, nog in je zak zou aantreffen. Dit ging een tijdje goed. Nou waren de geestelijken niet voor een gat te vangen. Toen zij merkten dat er steeds minder jongens kwamen bedachten zij een list. De week voor de congregatie stuurden ze je weer het bewuste kaartje. Kwam je niet opdagen en je kaartje dus ook niet terug dan stuurden ze de volgende maand gewoon een nieuw. Echter nu stond er op het kaartje: "gelieve dit kaartje mee te brengen en ook het eerste van vorige maand". Daarmee werd voor je ouders meteen duidelijk dat je de vorige maand wel van huis was gegaan maar niet naar de bijeenkomst. En dan was het thuis ook goed mis, zoals je zult begrijpen. Het "langs" de kerk gaan werd zo extra moeilijk, zeker als je thuis geen scène wilde veroorzaken. Er was immers een sluitende controle waar je niet makkelijk omheen kon.

Media